256
Verlaten wij nu den heerenweg, die van hier tot aan het
Posthuis grootendeels langs Groenendaal en Boschbeek loopt,
tegenover 't welk, daar ginds, de schone hofstede IJpenrode
ligt; en slaan wij hier, bij de naald, het dubbel gedenkwaar
dige Manpad in. Evenals wij een zijpas maakten om de Meer
en de Cruquius te zien, zoo moeten wij hier een weinig ten
westen afdwalen, om een werk in oogenschouw te nemen dat
vooral op een feest der nijverheid een bezoek overwaardig is:
de Duinwaterleiding. Aan het eind van het pad leest gij in den
gevel eener eenvoudige woning de woorden „De Kapel".
Inderdaad diende dit huis, nadat de kerk te Heemstede in het
bezit der Hervormden was geraakt, een geruimen tijd tot
bedehuis voor de Roomsch-Katholieken uit den omtrek.
Juist terwijl wij de Manpadsbrug over gaan zien wij een
der beide specimens aankomen, die de traditie van het jaag-
schuitendom in het veer tusschen Leyden en Haarlem nog
in wezen houden. Hoe verlaten ligt hij daar, die schoone, in
1657 gegraven vliet, eerst door de diligence van zijn kostelijk
monopolie beroofd en daarna door den stoom geheel te gronde
gerigt! Hoe luide prediken ons die doodsche boorden, al die
gesloten of verlaten koepels, omkeering, wisseling, verganke
lijkheid! Ach schipper, ik heb diepe deernis met u en hoop
innig dat uw vervoermiddel nooit geheel op zijde gezet zal
worden, daar anders het nageslacht zich, ook met de sterkste
verbeelding, niet zou kunnen voorstellen door welk eene
bedaardheid, deftigheid en comfort zich het reizen der va
deren kenmerkte.
„Voerman, gij zet ons bij het hek der Waterleiding aan de
trekvaart af; dan keert gij terug naar de laan der ginds uit
nemend schoon gelegen plaats Woestduin en volgt deze tot
aan den achterweg, die van den Vogelenzang naar de Zand-
voortsche laan leidt; daar slaat ge rechts om en rijdt tot op de
hoogte van de groote duinkom, waar wij ons weder bij u
zullen voegen". De koetsier schijnt mijne aanwijzing goed
begrepen te hebben en wij gaan het hek in. Het eerste wat
wij nu zien is de bevallige rij woningen, onder één fraayen
gevel, waarin de Engelsche machinisten en verdere beambten