HET NIEUWE VAN LOOY-KABINET
Voor het eerst in de eenentwintig jaar van haar bestaan
en naar wij hopen ook voor het laatst heeft onze stichting
een verhuizing doorgemaakt, en bij die gelegenheid ook een
naamsverandering ondergaan. Om de betekenis van het een
èn het ander te verduidelijken moge ik in 't kort herinneren
aan de omstandigheden waaronder die stichting in het leven
is geroepen.
Mevrouw Titia van Looy-Van Gelder, de weduwe van
Jacobus van Looy, liet in 1940 de schilderijen, tekeningen,
boeken, brieven en documenten van haar echtgenoot voor
het allergrootste deel na aan de gemeente Haarlem. Het was
haar bedoeling dat die veelomvattende en kunsthistorisch zo
belangrijke nalatenschap in haar geheel een blijvend onder
dak zou hebben in het voormalige woonhuis van de Van
Looys, waar zoveel van dat werk was ontstaan. Maar enige
bepalingen in het testament die daaraan als bindende voor
waarden waren verbonden, maakten de nalatenschap voor de
gemeente onaanvaardbaar; de verwikkelingen die daaruit
voortvloeiden hebben er, na lange onderhandelingen, ten
slotte toe geleid dat de inboedel van het huis in oktober 1948
onder de hamer kwam. Op initiatief van dr. A. J. Veenendaal,
nog altijd een actief lid van het stichtingsbestuur, werd toen
een comité gevormd met het doel, de artistieke nalatenschap
althans als één geheel te bewaren. Dankzij de geldelijke steun
van overheid en particulieren kon dat comité op de veiling
zoveel kopen dat weliswaar niet alles maar toch een zeer be
langrijk deel van de collectie inderdaad voor verspreiding
gespaard bleef. Het woonhuis zelf, met atelier en tentoon
stellingsruimte, werd aangekocht door de gemeente, die in de
beneden-etage en de achterzalen gastvrij onderdak verleende
aan de kort daarna opgerichte Stichting Het Huis Van Looy,
Het volgende is een samenvatting van de inleiding, op woensdag 13 mei 1970
uitgesproken door de voorzitter van de Stichting Jacobus van Looy, Simon
Koster, bij de opening van het Van Looy-kabinet in het Frans Halsmuseum.