Wat bewoonbaarheid betreft van oude buurten kan geconstateerd
worden dat - zoals elders in den lande - de opvattingen t.a.v.
sanering zich beginnen te wijzigen. Inplaats van op rigoreuze
afbraak en vervanging door nieuwbouw, welke dikwijls voor de
aanwezige bewoners om verschillende redenen niet zo aantrekke
lijk is, gaat het beleid zich meer en meer richten op revalidatie
van het bestaande, waar zulks mogelijk is. In onze stad is het
Rozenprieel een voorbeeld, waar na actie der bewoners bedoelde
nieuwe aanpak met hun inspraak en medewerking wordt onder
nomen. Het is te hopen dat ook voor andere te saneren oude
buurten in onze stad een overeenkomstig beleid gevoerd zal wor
den.
Voor de aanleg en bebouwing van het Stationsplein is het studie
stadium nog niet beëindigd. Het moet wel moeilijk zijn daar het
wenselijke met het realiseerbare te verenigen.
Ten aanzien van de moderne uitleg van Haarlem, welke duidelijk
vordert, moge in het bijzonder vermeld worden dat het nieuwe
ziekenhuis-complex van het St. Elisabeth's Gasthuis (architecten:
ir J. E. Kruisheer en H. Hallink) bij de toegang vanaf de Schip-
holweg tot het nieuwe stadsdeel Schalkwijk zich als een belangrijk
bouwwerk van allure vertoont. In Schalkwijk zelf verdient het
geslaagde winkelcentrum (architect: ir K. F. G. Spruit) genoemd
te worden.
Twee projecten, welke aandacht verdienen.
Dagbladpublicaties over de restauratie van de Stadsdoelen met
de bouw van een vleugel voor de leeszaal, alsmede over de bouw
van een parkeergarage aan de Damstraat geven ons reden tot
bezorgdheid, zodat wij daarover in nader overleg treden met het
Gemeentebestuur.
Twee boeken over Haarlem.
„Haarlem: heel oud, heel nieuw" door R. Blijstra, in november
1971 uitgegeven door Haarlems Dagblad, Grafische Bedrijven
Damiate n.v., bevat veel wetenswaardigs over stedebouwkundige
ontwikkeling en bebouwing in Haarlem. Het grootste deel van dit
boek verscheen onder de titel: „Zeven eeuwen bouwen in Haar-
10