gelijkheid zijn grote culturele en sociaal-maatschappelijke be
langstelling te richten op onderwerpen, waarin de mens steeds
centraal werd gesteld. Dit kwam tot uitdrukking in de talrijke
publicaties die van zijn hand het licht zagen. Wij noemen: Het
fatum van bevolkingsvermeerdering (1924); De democratie op
het keerpunt (1934); Gemeenschap en Maatschappij, een analyse
van sociale verhoudingen (1939); Grondslagen der samenleving
(1946, derde druk 1952); Sociologie, ontwikkeling en methode
(1946, vijfde druk 1959); Bureaucratie, preadvies voor de Ne
derlandse Sociologische Vereniging (1949); Van Oeconomische
Tak tot Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel,
Gedenkboek (1952).
In het maandblad Maarschappijbelangen schreef Bierens de Haan
jarenlang zijn wetenschappelijk gerichte hoofdartikelen, die de
aandacht van een grote lezerskring trokken. Bierens de Haan
heeft zich in tal van functies ingezet voor de belangen van onze
samenleving. Ook voor Haarlem heeft hij veel gedaan. Zo was
hij een aantal jaren rector van de Academie voor Voortgezet
Economisch Onderwijs hier ter stede en van 1943 tot 1954 pen
ningmeester van het Leesgezelschap voor Beeldende Kunst. Hij
was een actief lid van de Rotary Club Haarlem en sloeg tot in
zijn laatste levensjaar praktisch geen bijeenkomst van deze club
over. De grote verdiensten van Bierens de Haan vonden erken
ning in zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau
in 1952,
Met Bierens de Haan is een persoonlijkheid heengegaan. Een
hoffelijk man, die door zijn optreden het respect van iedereen
afdwong. Hij had de gave iedereen, hoog of laag geplaatst in de
samenleving, even gemakkelijk te benaderen. Hij discussieerde
even gemakkelijk met de geleerden als met de eenvoudigen van
geest. Hij had, zoals een van zijn vrienden het uitdrukte, een
manier van omgaan die in herinnering roept het woord van
Montesquieu: „Les Anglais font peu de politesses mais jamais
d'impolitesse." Zo heeft hij zich de vriendschap en sympathie
van velen verworven en zo zullen wij aan hem blijven denken.
J. A. van Lanschot Hubrecht
46