tie van de kruisingstoren van de Grote Kerk. Het eerste halfjaar
van 1969 werd besteed aan tijdelijke voorzieningen en andere
voorbereidende werkzaamheden. Er verscheen een met schotten
en plastic bekleed stalen steigerwerk, dat de toren drie jaar lang
aan het oog onttrokken hield en volgens de buurtbewoners een
storende invloed had op de televisieontvangst. Dit geheel afge
sloten omhulsel maakte het werken aan de toren ook onder
slechte weersomstandigheden mogelijk. De restauratie kon hier
door als een „doorwerkproject" worden aangemerkt, hetgeen een
financiële bijdrage opleverde van de stichting Verletbestrijding
B ouwnij verheid.
De problemen die zich bij de aanpak van het eigenlijke werk aan
dienden waren tweeledig van aard. Zij bestonden uit het zuiver
technisch-constructieve herstel en uit een zoeken naar een histo
risch verantwoorde completering van de architectuur. Betreffen
de eerstgenoemd aspect kan worden opgemerkt dat de toren in
verval was geraakt door verwering en door het roesten van de
verankeringen. Vooral deze roestwerking heeft zeer funeste ge
volgen gehad. Reeds bij de bouw zijn er verscheidene ankers
aangebracht, ook in het inwendige van de toren. Er kwamen
ijzers tevoorschijn die totaal verteerd waren. Het roesten ging ge
paard met een geleidelijke volumevermeerdering. Deze deed de
omringende steen uit elkaar spatten, waardoor de onderlinge
samenhang van de onderdelen verloren ging. Toen dit was vast
gesteld moest besloten worden alle zandsteen te verwijderen en
opnieuw te monteren. Daarbij is uiteraard geen ijzer meer ge
bruikt om de stukken aan elkaar te verbinden, doch brons en
koper. Het verschijnsel van de aftakeling is een proces van eeu
wen geweest. Niet steeds werden vroeger de nodige herstellingen
tijdig en met de vereiste zorg uitgevoerd. Grote delen van de ver
weerde huid van de bakstenen schacht zijn in de vorige eeuw en
ook nog in onze eeuw vernieuwd met harde machinale steen.
Deze bleek geen verband meer te hebben met het achterliggende
werk en stond er als een losse schil omheen. Bij de vervanging
tijdens de restauratie is gebruik gemaakt van oude steen die de
zelfde hardheid heeft als het metselwerk van het inwendige van
de schacht. Dit is volgens de huidige opvatting van restaureren de
127