127
Van Wijkerslooths leven in de onmiddellijke omgeving van zijn
villa was gebouwd. De nagelaten goederen zijn in het testament
van 30 augustus 1851 als volgt beschreven:
„1° De buitenplaats Duinzicht2° Mijne boekerij en
al mijne meubelen, met uitzondering van mijn zilverwerk,
en best porceleinen tafelservies, 3° Van mijn zilverwerk
zoodanige stukken als kunnen dienen voor de Kapel van
het gesticht4° Zoodanig gedeelte der ornamenten en
kostbaarheden van mijne Kapel, als voor de dienst van de
kapel van het Gesticht zal worden noodig geacht5°
Eene kapitale som van vijftig duizend gulden 50. Ten
slotte worden nog genoemd een „zilveren inktkoker, al
mijn zilveren lepels, vorken en messen, dessertlepels vor
ken messen en soeplepels, om ten dienste dier gestichten te
gebruiken".
Met de verdeling van de goederen en het toezicht op de juiste
uitvoerig van de testamentaire beschikkingen werd R. D. van
Essen belast. Deze secretaris en vriend van Van Wijkerslooth
bleef, nadat de Bisschop in 1851 was overleden, tot aan het eind
van zijn leven op het huis „Duinzigt" wonen. Pas daarna zijn in
de zomer van 1870 een aantal familiebezittingen van Van Wij
kerslooth door de erfgenamen opgeëist en aan hen overgedra
gen 51.
Het buiten bleef sedertdien onbewoond en geraakte zo ernstig in
verval, dat in 1915 tot de sloping ervan moest worden overge
gaan. Reeds in 1907 waren ten gevolge van lekkages en andere
gebreken de achtergebleven resten van de inboedel uit het pand
verwijderd.
De stichting, zoals die door de testateur beoogd was, is geen
groot succes geworden; zo is bijvoorbeeld de opleidingsschool
voor de Missie nooit tot stand gekomen. In 1907 werd besloten
om het resterende zilverwerk dat ter wille van de veiligheid reeds
geruime tijd in Warmond was ondergebracht, de paramenten en
enkele andere religieuze voorwerpen uit de nalatenschap van
mgr. Van Wijkerslooth van de hand te doen.
Voor de tweede maal in zijn bestaansgeschiedenis verwierf het
Seminarie Warmond, dat als eerste in de gelegenheid gesteld