131
is evenals van andere sculpturale en ornamentale versieringen,
is mogelijk een waardigheidsteken van de abten van Egmond
geweest66.
Behalve de hier genoemde kostbare antiquiteiten, die alle uit
de „Statie van den Hoeck" afkomstig waren, zijn er ook een
aantal stukken van andere herkomst na verloop van tijd weer
verdwenen uit het Warmonds Seminarie, waarin ze door aan
koop of schenking terecht gekomen waren. Zo zijn er bij de vie
ring van belangrijke kerkelijke gebeurtenissen voorwerpen weg
geschonken67, terwijl vroeger bovendien veel van hetgeen in
slechte conditie verkeerde werd afgedankt in plaats van geres
taureerd 68
Toch mogen wij ons gelukkig prijzen dat de rijke inboedel van
het Seminarie Warmond voor een zo belangrijk gedeelte voor
het nageslacht bewaard gebleven is. Het is dan ook verheugend,
dat de waardevolle collectie na de sluiting van deze instelling
niet voorgoed uiteen gevallen is, maar dat er een passende mu
seale bestemming aan gegeven kon worden.
drs. Joh. R. ter Molen
Noten
(1) Diverse gegevens ontleen ik aan het omvangrijke artikel van J. C. van
der Loos, Geschiedenis van het Seminarie Warmond tot 1853, Bijdragen
v.d. Gesch. v.h. Bisdom van Haarlem 48 (1932), p. 1-609.
(2) Op. cit., p. 49.
(3) Op. cit., p. 50.
(4) Zie Bijlage I.
(5) A. Garniers, Het Hof van Holland onder de regering van Lodewijk
Bonaparte, Amsterdam 1823.
(6) K. Fremantle, The baroque town hall of Amsterdam, Utrecht 1959.
(7) H. Brugmans, Van raadhuis tot paleis, Amsterdam 1913; M. D. Ozin
ga, De architecten van Lodewijk Napoleon als Koning van Holland, Oud'
heidkundig Jaarboek 11 (1942), p. 63-87.
(8) Men denke hierbij onder meer aan Carel Breytspraak en Joseph Cuel.
Voor een uitvoerige beschrijving van het meubilair verwijs ik naar Th. H.
Lunsingh Scheurleer, De inrichting van het Koninklijk Paleis te Amster
dam onder Lodewijk Napoleon, Publicaties van het Gen. voor Napoleon
tische studiën Afl. 4 (1953), p. 243-260 en Afl. 7 (1955), p. 25-35.
(9) Zie o.a. J. A. Groen, Amsterdam als residentie van Koning Lodewijk
Napoleon III, Ons Amsterdam 10 (1958), p. 158-160.
(10) H. Brugmans, op. cit., p. 132-133 en 142.
(11) H. Brugmans, op. cit., p. 149-150.