201
met een omwonden filetrand, loopt naar het midden toe op en
gaat over in een glad „postament", waartegen aan vier zijden
een guirlande gehangen is. Hierop staat een slanke, gecanneleer
de Corinthische zuil; het bladerkapiteel, dat door parelrandjes
wordt begrensd, fungeert als kaarsenhouder.
De kandelaars vertonen grote gelijkenis met een set, die in 1775
door de Amsterdamse zilversmid Frederik Manicus vervaardigd
werd (Duyvené de Wit, afb. 114).
Hoogte: 30,5 cm.
Merken: stadskeur van Utrecht (2x)
jaarletter B (1785)
meesterteken: JPS in ovaal schild
lossingsteken N (Haarlem 1795)
Opm.: Het genoemde meesterteken heeft toebehoord aan de
Rooms-Katholieke zilversmid Johannes Petrus van Straatsburg
(geb. 1749; overl. na 1799), die in 1777 als meester in het
Utrechtse gilde werd opgenomen.
Herkomst: Aankoop „Duinzigt" (1907).
10 LEPELS
162-171
De steel, waarvan het uiteinde een afgeronde vorm heeft, is door
middel van een enkel lof met de bak verbonden.
Lengte: ong. 18,1 cm.
Merken: stadskeur van Amsterdam, gecombineerd met
jaarletter A (1785
meesterteken: HCW
Opm.: Waarschijnlijk is het genoemde meesterteken identiek met
dat, wat wordt toegeschreven aan de zilversmid Hendrik Chris-
toph Nicolaas Wildeman, van Verden a/d Aller (Voet A'dam no.
750).
3 VORKEN
172-174
De steel, waarvan het uiteinde een afgeronde vorm heeft, is door
middel van een enkel lof met de drietandige vork verbonden.