236
mendaal en Overveen liggen. In de afgesloten laagte - strand
vlakte had de zee, evenals dit eerder ten oosten van Haarlem
het geval was, in het begin via het IJ nog toegang, maar ook hier
trad naderhand veengroei op (vanaf minstens 1700 jaar v. Chr.)
(fig. 1, links). Gebleken is, dat hierna wisselingen in de grond
waterstand optraden, waardoor in de relatief natte perioden
veengroei in de depressies op de duinrug plaatsvond en tevens
het veen in de strandvlakte verder tegen de duinrug op kon
groeien; in de meer droge perioden waren stuivingen op de duin
rug van belang. Dit alles resulteerde in een afvlakking van het
reliëf van de bestaande duinen en in een afwisseling van veen- en
duinzandlagen aan de flanken van de Haarlemse duinrug en in
de depressies op de rug (zie fig. 1, Grote Markt). De belangrijk
ste stuivingen vonden voor het begin der jaartelling plaats, al zal
na dit tijdstip lokaal nog wel enige stuiving zijn opgetreden.
Ter bespreking van de situatie op de Grote Markt zijn op fig. 2
een aantal van de meest kenmerkende opnamen weergegeven (zie
voor situatie fig. 3). De waargenomen lagen kunnen in drie groe
pen worden samengevat, t.w.:
a. een onderste, bestaande uit ongestoord Oud Duinzand met
eventueel ingeschakelde veenlaagjes, alles daterend van voor
het begin der jaartelling;
b. een middelste, bestaande uit door de mens bewerkte of aan
gevoerde grond; het gaat hier om geheel of althans groten
deels uit de Middeleeuwen daterende lagen; sporen van de
oudste stadsvorming zouden hier eventueel in verwacht kun
nen worden;
c. een tot aan de oppervlakte reikende laag, waarin recent en
subrecent gestoord materiaal (o.a. het huidige wegdek) is
samengevat; de grens met het onderliggende pakket is zowel
in de profielen als in tijd van vorming op veel plaatsen dis
cutabel. Deze jongere lagen zullen verder niet worden behan
deld.
Van de onder a. genoemde afzettingen werden op fig. 1 enkele
veenlaagjes langs de noordzijde van de Grote Markt in hun mo
gelijke onderlinge samenhang weergegeven. Ze geven aan, dat