251 1. Anna, gedoopt 2-1-1590, getuigen Claes Joppen en Lysbet Hermans. 2. Maria, gedoopt 11-4-1591, getuigen Jan Hermans de Bitter en Dieuwer Heeren. 3. Elisabeth, gedoopt 16-12-1593, getuigen Dirck Anthonis en Yken de Bitter. 4. Clais, gedoopt 30-5-1595, getuigen Job Claisz. en Adriken de Bitter. 5. Pieter, gedoopt 26-3-1597, getuigen Pieter de Bitter en Teun- tgen Jans. 6. Dirck, gedoopt 18-5-1599, getuigen Pieter Dircx. en Adriane N.N. Deze kinderschaar klopt dus met de namen uit de transportakte Ao. 1615 want de kleine Dirck was toen inderdaad niet meer in leven. Ik vond namelijk in het Begraafregister op datum 23-5- 1599: op naam van Harman Dircxz., „bleycker", werd een graf geopend voor zijn „huysvrou en kint". Kennelijk was de geboor te van Dirck, die inmiddels op 18 mei gedoopt was, de oorzaak van de dood van de moeder, terwijl de baby eveneens het leven liet. De achterblijvende kinderschaar werd kort nadien totaal verweesd, aangezien op 27 september 1607 de begrafenis van Harman Dircxz. zelf werd opgetekend. De namen der doopgetuigen zijn wel zeer onthullend voor dit ge zin. Wij weten namelijk dat de ouders van Job Claesz. Ghijblant waren: Claes Joppen Ghijblant en Marietje Heerendochter, en wij zien dus hier dat grootvader Claes Joppen doopgetuige is bij het eerste kind, de latere vrouw van Frans Hals. Zijn zoon, Job Claesz. treedt op als doopgetuige bij het vierde kind, en, nadat Job gehuwd was in 1596, zien wij bij het vijfde kind in 1597 de nieuwe tante Teuntgen Jans deze functie verrichten. De vaderlijke grootvader, Dirck Anthonisz., is doopgetuige bij de derde dochter Elisabeth. Voorts valt het meteen op dat meerdere personen „de Bitter" als getuigen optreden zodat hier wel van een zeer nauwe familieband sprake moet zijn. Gezien het feit dat de vader van de dopelingen Harmen heet, valt het eveneens op dat een dezer De Bitters Jan Hermans genaamd is, zodat het wel als zeer aannemelijk te ach-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 253