264 mei 1535 sloot Haarlem met Roelant le Fèvre een akkoord, waarbij een algeheel verbod van het taveernehouden en tappen van bier en wijn werd overeengekomen binnen de grens: Spaarne - stadsvrijheid van Haarlem - heerlijkheid Overveen - het hek van het Bernardietenklooster (ARA Brussel, GRM EA 2749 sub F en G; GA Haarlem, bij: 7.13.10 nr. 3 en Enschedé 1866 I nr. 297). De ambachtsheer ontving als schadeloosstelling voor te derven inkomsten een jaarlijkse rente van 50 pond. Deze over eenkomst werd door de keizer bekrachtigd en op 29 april 1537 afgekondigd. Op 3 augustus werden de bepalingen te Heemstede „onder den Lyndenboom" officieel den volke medegedeeld (ARA Brussel, GRM EA 2749 sub Hij- Het toezicht op de naleving van het nieuwe octrooi - opgedragen aan de baljuw van Kennemerland - leidde de tweede fase van dit slepende geschil in. Begin 1538 constateerde mr. Bouwen de Weendt, substituut van de baljuw, overtredingen van het tap- verbod; hij legde boetes op en legde tot zekerheid van de beta ling beslag op de boedels van enkele overtreders (zijn relaas: ibidem sub H~). De getroffenen appelleerden bij de Grote Raad. Om de juiste gang van zaken te ontdekken werd in juli en augus tus 1538 door Adriaen van Cranenbrouck, deurwaarder van de Grote Raad, te Haarlem een „informatie" gehouden (ibidem sub dd). De verklaring door een dienstertje tegenover de deurwaar der afgelegd, werpt licht op de methoden die Haarlem te baat nam om haar zin door te drijven. Het meisje beweerde dat zij op verzoek van de Haarlemse schout naar de tapperij van Mathijs Jacopsz. was gegaan - als agent provocateur? - om er brande wijn te halen. Slechts na veel aandrang (het meisje beweerde dat zij zwanger was) was de vrouw van Mathijs Jacopsz. bereid haar een pint mee te geven. Op de terugweg naar Haarlem, werd het dienstertje „gesnapt" door Jan Gerytsz. „schout bij nacht", die haar de wijn afnam en ermee naar de schout toog. Deze had daarna dus een goed argument om de baljuw tot actie aan te sporen. De argumenten welke beide partijen in 1538 en 1539 in hun pleitnota's bij de Grote Raad naar voren brachten, laten wij hier rusten. Ze bieden weinig nieuwe gezichtspunten (ibidem sub L-N

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 266