269
me hier de voors.: VIII pond." (ibidem, fol. LXIX ro.)
Wij zien hieruit dat Symon Meeusz. van Edam, de landmeter
was die het gebied in september 1539 opmat en in kaart bracht.
Over hem straks meer. Met zijn hulpje deed hij het opmetings-
werk in slechts twee dagen; bovendien nog in het geheim. Hem
werden de grenzen van de ban van Heemstede aangewezen, doch
dat hij in die korte tijd en op die wijze een betrouwbare opmeting
zou hebben gedaan, is natuurlijk uitgesloten. Doch daar was het
ook niet om begonnen. Op de kaart springt het al in het oog, en
de rekening bevestigt het: het ging in eerste instantie om de limie
ten waarbinnen het verboden was te tappen, en pas in de tweede
plaats om de relatieve afstanden in de rest van de ban van
Heemstede.
Tenslotte wijzen wij op de uitgaven die Haarlem voor dit proces
deed: Symon Meeusz. c.s. kregen in totaal 10 pond 4 schellingen.
De advocaat te Mechelen, mr. Aert vander Goes, en de procu
reur aldaar, mr. Franchois Bubbe, kregen elk voor een jaar werk
12 pond. Een reis van de stadspensionaris, mr. Lambrecht Ja-
cobsz., naar Mechelen in januari 1539 om de stand van het pro
ces te controleren, kwam de stad op ruim 20 pond te staan. Een
tweede reis maakte de pensionaris in oktober naar Mechelen om
het request in te dienen en de kaart te overhandigen (GA Haar
lem Thes.rek. 1539 fol. XXX-XXXI, XXXIIII en XLIIII).
Symon Meeusz. van Edam en zijn werkstukken
Over de persoon van Symon Meeusz. is in de kartografische lite
ratuur niet veel te vinden. Een lot dat hij met de meeste land-
meters-kaartmakers uit de eerste helft van de zestiende eeuw
deelt. Het onderzoek wordt bemoeilijkt door de schaarste der ge
gevens, door het feit dat ze erg verspreid gezocht moeten wor
den, en soms door de moeilijke toegankelijkheid der archief
bronnen. De hierna volgende fragmentarische gegevens zijn dus
op te vatten als een eerste verkenning. De persoonlijke aanteke
ningen over landmeters van R. D. Baart de la Faille, de vroegere
rijksarchivaris in Noord-Holland, hebben ons op weg geholpen
(zie daarover Huussen jr. 1972b, 30). Wij maken daarvan dank
baar melding.