Haarlems refrein „Vicit Vim Virtus" Als ik in mijn kinderjaren* des avonds wakkerlag, kwam tot mij op de wind het manend luiden der Damiaatjes boven de stad van Frans Hals en Jacob Ruysdael. Als ik, mijmerend op mijn kamer, het dakraam openstiet, klonk het zangerig lied van de merels hoog uit de populieren over de stad van Als ik naar de telefoonmast opblikte uit de straat, verzamelden in zwermen de vogels vaak zich op het draadnet der stad van Als ik van de brug afdaalde, galmde uit de smederij de slag van de hamer op de ijzers tot waar voorheen de zijl lag in de stad van Als ik, vergezeld door vader, mij klemde aan het balkon, trok willig het paard vlak voor ons de tram op een matig drafje door de stad van Achteraan bevinden zich noten ter toelichting.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 331