334
Als ik er de Mattheüspassie
beluisterde of de Don-
kozakken, ontsloot zich m'een wereld
heimelijk van pure schoonheid
in de stad van
Als ik na afloop huiswaarts keerde,
boog wel de gele tram
om „Trou moet Blycken" langs het standbeeld
langzaam rijdend de Markt op
in de stad van
Als ik omhoogkeek naar het venster
van weleer het grafelijk slot,
kwam het vóór me of edele vrouwen
staarden op 't Sant, tournooiveld
eens der stad van
Als ik in het naadrend voorjaar
de eerste tekenen zocht,
lagen pralend alom de bollen
velden verspreid ten westen
der stad van
Als ik, meegenodigd, zeilde
de stroom af naar de plas,
verhieven snelwiekend de grote,
zwarte vissers zich opwaarts
vlakbij de stad van
Als ik dan naar de einder tuurde,
lag onder het wolkendek
bij hopen de turf er gestapeld
hoog op de drasse veengrond
dichtbij de stad van