338 Als ik daalde bij de hoeve naar het donker beukenwoud, galmden koebellen uit de weide helder op van het landgoed bij de stad van Als ik in het zomers duister de stille duinweg koos, zwol rondom de beurtzang der nachte galen uit de bossages nabij de stad van Als ik in vrije uren wielde door het statig achterhek, lag zijdelings het artisjokken- veld van het grote buiten bij de stad van Als ik mij dit zo voor de geest haal, verschijnt mij ook het gelaat van een dezer Erven, ons nodend vriendelijk in de dogcart dichtbij de stad van Als ik bedenk waar het gebeurde - opzij van Boekenröo - rijst het beeld van de Jonkheer, eens tonend ons de rij zijner Ahnen nabij de stad van Als ik mij dit hier klaar herinner, dan ook zijn laatst bezoek en hoe hij de buit met ons deelde steeds van het winters jachttij bij de stad van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 340