Als ik dit met weemoed boekstaaf,
blijv' ook niet onvermeld
hoe tot slot door het heerlijk Berken
rode hij ons geleidde
nabij de stad van
Als ik speurde langs de rietwal
schoot - het leek een edelsteen -
de blauwe ijsvogel rakelings
over het blinkend kolkvlak
dichtbij de stad van
Als ik dan het pad nam neigend
in het dal der zanderij,
boomde altijd wel een schipper langzaam
voort zijn schuit, diepgeladen,
naar de stad van
Als ik in Van Eedens droomland
verwijlde, lokte het Meer
van Windekind mij, en Johannes,
oord van feeën en elfen
bij de stad van
Als ik in mijn lyceumjaren
met heel de blije klas
door het duinland doolde, deed Thijsse
doornbessen ons zamelen
nabij de stad van
Als ik het foto-album opsla,
siert weer de bonte leus
„Welkom Doctor Honoris Causa"
het schoolbord te zijner ere
dichtbij de stad van