340
Als ik door hem op Lindenheuvel
de films zag van Burdet,
stond zwijgend in roerloze klaarte
het maanwoud rond het stalhuis
nabij de stad van
Als ik zo toef op Aelbertsberg weer,
dan het liefst in „Villa Pieck",
de bezielende les van de meester
tekenaar, -schilder, -etser,
roem der stad van
Als ik die beelden zich zie rijen,
rijst ook dat van de Markt,
de menigte, onze laatste groet aan
Lorentz, de grote burger
uit de stad van
Als ik op rijper leeftijd keerde
naar de onvergeten vest',
dan eerst naar de ring der rijzige
wachters rondom de stenen
van Frans Hals en Jacob Ruysdael!
Als ikneen, laat mij nu zwijgen,
want klank noch taal vermag
Uw lichtglans, gespreid door zovele
sterren, waardig te prijzen,
o, stad van Frans Hals en Jacob Ruysdael,
Geertgen tot Sint Jans en Heemskerck,
Dire Bouts en Goltzius,
Jan Steen, Van Goyen, Judith Leyster,
Pieter Codde, Ostade,
Mostaert en Wouwerman, ja, heel die il
lustere schaar waardoor Gij schittert