387
februari ter plaatse door de leden van de werkgroep verkennin
gen gedaan in samenwerking met de heer De Jong van Rijks
Geologische Dienst. In de noordwand van de put vertoonde zich
een zwarte harde veenlaag die naar het oosten uitwigde in de
strandvlakte van Haarlem. Behalve ingegraven kelderresten en
wat 17e-eeuwse aardewerkscherven werden geen bewoningsspo-
ren gevonden.
In augustus 1973 werd de ontgraving gevolgd van een grote
bouwput aan het Stationsplein voor een ondergrondse parkeer
garage. De ontgraving geschiedde grotendeels tot ca. 2,10 m-
NAP, tot het schelphoudend zand van de strandwal. In het
noord- en zuid-talud waren in de oude duinzanden veenbanden
zichtbaar met ingravingen van sloten. Ook houtskoolsporen we
zen op antropogene invloeden, doch archeologica werden niet
aangetroffen. Daar de Haarlemse strandwal niet door de jonge
duinen werd overstoven is het mogelijk dat bewoningslagen van
oudere perioden door jongere occupaties worden verstoord en
verdwijnen. Als vroegste bewoning na de jaartelling vonden wij
slechts een aantal tonputten waarin scherven van 17e-19e eeuws
aardewerk.
Van september t/m december werd een opgraving ondernomen
in een terrein in de Waarderpolder, gelegen ten oosten van de
rivier het Spaarne. In het terrein bevond zich een heuvelachtige
verhoging van ca. 30 x 40 m, veroorzaakt door een opduiking
van de onderliggende zandrug. Uit de scherven gevonden in en
kele proefputjes konden wij vaststellen dat hier Friese bewoning
in de Romeinse periode had plaatsgehad, zodat tot een opgraving
werd besloten in overleg met de provinciaal archeoloog.
Nadat door de gemeente Haarlem in twee brede stroken O-W en
N-Z de gras- en veenlaag machinaal was verwijderd kon verder
met de hand worden geschaafd. Hierbij werden een aantal
zwarte banen zichtbaar, die uiteindelijk greppeltjes bleken te zijn
geweest en waar onderin een groot aantal Friese scherven, da-
teerbaar omstreeks de jaartelling, zich bevonden. Ongefacetteer-
de randen (slechts één met nagelindrukken bovenop), een groot