50 nieuws op poten te zetten. De Nederlandse regering eerde hem door hem te benoemen tot officier in de orde van Oranje-Nassau, de Belgische regering maakte hem officier in de Kroonorde van België, wegens de door hem geleide vakantiecursussen voor Belgische leraren. Op 1 augustus 1969, na 40 jaren toegewijde dienst aan het onderwijs, werd hij gepensioneerd. In zijn druk bezette leven vond Van Dis steeds tijd voor neven functies. Lange jaren was hij voorzitter van het bestuur van de Haarlemse Volksuniversiteit. Hij was docent aan de Haagse School voor taal- en letterkunde bij de opleiding voor de MO- akte Nederlands. Toen hij inspecteur werd, meende hij daarvoor te moeten bedanken, maar na zijn pensionering vatte hij dit werk, dat hij graag deed, weer op, en ook in Utrecht doceerde hij toen aan de Centrale opleidingscursussen voor middelbare akten. Van zijn onverflauwde belangstelling voor de didactiek van het Ne derlands getuigt de Didactische handleiding voor de leraar in de moedertaal, door een commissie onder zijn voorzitterschap in 1962 tot stand gebracht. Op sommige ogenblikken kon hij het wel eens betreuren, dat hem zo weinig tijd overbleef voor zuiver wetenschappelijk werk, waarvoor hij onbetwistbaar aanleg had. Maar als hij moest kiezen tussen het een of het ander, koos hij altijd weer de kant van het onderwijs en de maatschappij. Toch zijn zijn wetenschappelijke publikaties nog talrijk genoeg. Voor namelijk drie onderwerpen hadden zijn belangstelling: de Middel nederlandse Reinaert, 16e-eeuwse rederijkersspelen en Jacobus van Looy. Zijn liefde voor de Reinaert dateerde al uit zijn jon genstijd, toen hij door het land van Hulst fietste, de streek waar het beroemde dierenepos gelocaliseerd wordt. Hij verzorgde een wetenschappelijke uitgave van de Reinaert, die verscheidene drukken beleefde. Zijn uitstekende dissertatie Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw werd gevolgd door een uitgave van De spelen van zinne vertoond op het Landjuweel te Gent in 1539, die hij tezamen met dr. B. H. Erné verzorgde. Zijn aandeel in het tweede deel, dat (in rege ringsopdracht) het commentaar zou bevatten, heeft hij niet kun nen voltooien. Over Van Looy publiceerde hij in 1952 Jacobus van Looy als schrijver van „De wonderlijke avonturen van Ze-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 52