86 van bekwame medewerkers een expositie ingericht, die de Haar lemse natie aan hare voorouders herinnert. De catalogus is een boek van blijvende waarde. In 1573 is de Haarlemse natie een voorbeeld geweest voor de Nederlandse. Men mag verwachten dat de Haarlemse natie ook nu een voorbeeld zal zijn voor de Nederlandse door er blijk van te geven zich voor haar voorouders niet te schamen, door een grote belangstelling zal laten blijken - wat mij betreft volstrekt onberedeneerd - gesteld te zijn op hetgeen aan hare voorouders herinnert. En een ieder moet daarbij dan maar denken wat hij wil. Wie ver hard is in het bijgeloof dat de mens een omhooggeklommen aap is, met onbeperkte mogelijkheden om hoger te klimmen, wordt wellicht evenzeer gesterkt in zijn opinie als degene, die al dacht dat de mens een gevallen engel is, die steeds verder valt. Degene, die zich wil verplaatsen in de gedachtenwereld van hen, die het in 1573 zelf hebben beleefd, moet er rekening mee houden, dat de zestiende-eeuwer, als het hem tegen zat dat beschouwde als een rechtmatige tuchtiging van Hoger Hand zat het hem mee, dan beschouwde hij dat als een onverdiende zegening. Dat is niet zo gemakkelijk in te denken voor een geslacht, dat het kwade pleegt te verwijten aan de hemel en het goede pleegt toe te schrijven aan eigen verdienste. Degene die al meende dat de geschiedenis een afgrijselijke klucht is, zal zich in het gelijk gesteld zien; de gene, die al verhard is in de overtuiging dat het een zinloze tra gedie is, kan denken dat hij gelijk heeft. Wie, zoals ik, de over tuiging is toegedaan, dat in de geschiedenis de wijsheid Gods en de dwaasheid der mensen voor ons oog onscheidbaar aan het werk zijn, zal bij het aanschouwen van de getuigenissen omtrent hetgeen Haarlem door zijn vijanden is aangedaan en hoe het er weer bovenop gekomen is - wie dat ziet zal wellicht denken aan het woord dat Jozef sprak tot zijn broeders na de dood van hun vader Jacob (Gen. 50 20): „Gij hebt wel kwaad tegen mij ge dacht, maar God heeft dat ten goede gedacht." Het lijkt mij, geachte toehoorders, dat dat het beste woord is, waarmee ik zou kunnen besluiten op deze bijzondere plaats op deze witte donderdagavond, waar wij ook over de geschiedenis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 88