- 87 heen mogen zien: „Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht." Vanuit die gezichtshoek valt er van de geschiedenis, in het bij zonder van het beleg, de overgave op genade en ongenade, het latere herstel van Haarlem alsmede van de daaraan gewijde ex positie wel wat te leren. „Men sagh Haerlem bestormen Het openen van een tentoonstelling onder dit motto brengt mij in de verleiding om mij op te werpen als de „men", dat wil zeg gen, als de waarnemer van het gebeuren van 1572—1573 vanuit verschillende waarnemingsposten. Het is voor mij als bovengemeentelijk bestuurder bovendien boeiend om enige effecten te bezien van het krijgsgebeuren voor en met die oer-Hollandse stad Haarlem op Holland. Ik begin met de opmerking, dat Haarlem droger ligt dan Leiden of Alkmaar en niet door inundatie kon worden ontzet. Haarlem is zelfs bepalend voor de beheersing van de droge dam, die het Noorderkwartier en Zuid-Holland verbindt. De Spanjaarden hadden gelijk toen zij om Haarlem de strijd aan gingen, want het bezit van Haarlem moest hun manoeuvre-vrij heid in Holland naar noord en naar zuid teruggeven. Weliswaar hadden zij al Amsterdam, maar vandaaruit kon hun landleger nauwelijks opereren. Voor de verovering van Haarlem moesten de Spanjaarden amphi- bisch opereren met als strategische punten het Haarlemmermeer en de Spaarndammerdijk. Amsterdam was voor deze operatie basis en steunpunt. Maar Amsterdam mocht dan nog bon katho liek en goed Spaans zijn, aan haar bereidwilligheid jegens de Spanjaarden waren nauwe grenzen gesteld. Het hielp met voor raden en mondjesmaat met geld, maar zelfs een Spaans-gezinde stad kon de Spaanse troepen buiten de poorten houden. Boven- Tenslotte werd de tentoonstelling als volgt geopend door de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland, mr. F. J. Kranenburg:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1973 | | pagina 89