196 Beide waren verdeeld in tien onderafdelingen. Deze, een rot ge naamd, bestonden elk uit twaalf man inclusief de kapitein en een rotmeester. De taak van de schutterijen was de stad bescherming te bieden tegen aanvallen. Bij de eerste vermelding van schutterijen, in 1402, blijkt, dat zij ook het Haarlemse contingent zouden vor men in geval de graaf van Holland soldaten opriep. Hun tweede functie - volgens Temminck hun hoofdzaak - was de orde te handhaven binnen de stad. De dagelijkse ordehandhaving was overgelaten aan de schout, maar de schutters moesten zich ge reed houden om op te treden bij buitengewone omstandigheden. Zij waren dus de „oproerpolitie" en als zodanig de rechterhand van het stadsbestuur 17. In de keur waarin de reorganisatie in 1561 werd geregeld, kan men ook nog andere verplichtingen van de schutterijen aantref fen. Wanneer er bijvoorbeeld 's nachts brand uitbrak, moesten twee rotten van iedere schutterij zich ten stadhuize verzamelen en wachten op de komst van een burgemeester of een andere hoogwaardigheidsbekleder. Iedere maand hadden twee rotten van elke schutterij dienst. Ook waren de schutters verplicht dienst te doen als poortwachters, als het stadsbestuur zulks nodig achtte. Hun overige functies waren vooral ceremonieel. Zo moes ten ieder jaar op Sacramentsdag vijftig schutters van elk gilde aan de processie deelnemen en „met toertsen ommegaan" 18. De schutterijen ontvingen van het stadsbestuur een dergelijk recht als de vroedschap in 1476 van Maria van Bourgondië had ont vangen. Zij mochten namelijk zelf opengevallen plaatsen in hun rijen aanvullen. Het nieuwe lid mocht niet uit de andere schut terij gekozen worden, „maar zoe wanneer datter een schutter gesturven is, zoe zal dat rot, daer hij uyt gesturven is, ten lang- sten binnen vierthien daegen den burgemeesteren twee persoonen op geschrifte overleveren 1!). Zo behield de stadsregering een nominale controle op de keuze, hoewel zonder twijfel elk van de twee voorgedragenen voor het voordragende rot acceptabel was. Het lidmaatschap van de schutterijen was duidelijk beperkt tot een bepaald segment van de Haarlemse samenleving. Van hen,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1974 | | pagina 198