Deze zaak werd tenslotte geseponeerd*).
Dit alles was in overeenstemming met het partijprogram van de
ASP, dat „door spot of sarcasme, door sabotage of anderszins,
voortdurend ijverde voor afschaffing van den stemdwang".
Overigens was Oversteegen er niet uitsluitend op uit de lachers
(met name op de publieke tribune) op zijn hand te krijgen. Als
woordvoerder van het Werkloozen Agitatie Comité „Aller Be
lang", waarvan hij secretaris-penningmeester was, hekelde hij de
gemeentelijke werklozen- en armenzorg. Leden van het WAC
zorgden op 21 september 1927 voor een incident. Toen de raads
leden thee met een koekje kregen (Oversteegen weigerde altijd het
koekje) riep één hunner: „Krijgen wij ook een koekje? Wij heb
ben zo'n honger! Wij hebben niets te eten gehad vandaag". Bur
gemeester Maarschalk liet de WAC-ers daarop verwijderen. De
activiteiten van het WAC bereikten pas een hoogtepunt na 1930,
in de crisisjaren. Oversteegen was toen al overgegaan naar de
Communistische Partij.
Van meet af aan had hij sympathie voor een andere eenling in de
gemeenteraad, de communist Peper. Op typisch Oversteegiaanse
wijze laat hij dit blijken in zijn nieuwjaarswens voor 1928:
Peper de afgezant van Rusland's janboel
Verloochent in den Raad niet zijn bolsjewistisch gevoel.
Wij hebben respect voor dien man met zijn ééne zetel
Al blijft hij in de oogen van de soci's maar een dove netel.
In de Raadsvergadering interrumpeerde hij zijn collega eens met
de woorden: „Dien moties voor de revolutie in, Peper! Dan zal ik
ze steunen!"
Oversteegen's maatschappijvisie week ook niet zoveel af van die
van de communisten, getuige deze woorden: „Zoolang de machi
nerieën nog behooren aan de kapitalisten, zoolang niet gewerkt
293
Oversteegen imiteerde hier Domela Nieuwenhuis, die in 1886 een soort
gelijk stukje in Recht voor Allen plaatste, onder de titel ,.Het leven van
koning Willem 111" (F. Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist,
Gedenkschriften, Amsterdam, 1910, 145 e.v.).