Voorzitter Dr. Resink, met wie Tideman op vertrouwelijke voet kwam te staan, zag, blijkens hetgeen De Kadt hierover schrijft, het heil van de mensheid gelegen in een marxisme dat was aangelengd met wat ideeën van de antroposoof Rudolf Steiner. Naar alle waarschijnlijkheid bezocht Tideman de bijeenkomsten niet als lid maar louter als belangstellende. Gezien deze contacten van Tideman met mensen en groepe ringen van linkse signatuur, is het niet zo vreemd dat hij de advocaat werd van de dienstweigeraar Herman Groenendaal, nog steeds een vermaardheid in antimilitaristische kringen, en evenmin verbaast het dat zijn naam werd genoemd toen in 1933 een advocaat gezocht werd voor Marinus v.d. Lubbe, die het gebouw van de Duitse Rijksdag in brand gestoken had. Wanneer we nu een voorlopige balans gaan opmaken, dan moeten we zeggen dat Tideman ons tegemoet treedt als een zeer veelzijdig mens met een brede belangstelling, die volop deelnam aan het maatschappelijk leven, een man ook die, vast houdend aan enkele principes, daarnaast een interessante evolutie doormaakte. „Men zegt, maar men zegt zoveel, dat de student Tideman en de latere advocaat van die naam een en dezelfde persoon zijn, schreef Van der Goes, niet alleen quasi argeloos, maar ook nog steeds vervuld van haat. Willens en wetens negeert Van der Goes de „tweede" Tideman, omdat hij dan zijn oordeel over de „eerste" Tideman had moeten herzien. Misschien wist Van der Goes inderdaad niet dat het aan Tide man te danken was dat de ongeneeslijk zieke Herman Heijer- mans op het eind van zijn leven in Zandvoort de ook nu nog bestaande villa „De Zandhoeve" kon gaan bewonen76), maar stellig zal hij wel geweten hebben dat Tideman in 1895 de uitgave mogelijk had gemaakt van „Een nest menschen van de jong gestorven Rotterdamse onderwijzer August P. van Groe ningen, in socialistische kringen toch bepaald geen onbekende. „Dan heeft de beruchte Pet Tideman althans één goede daad verricht voor de literatuur," konden we naar aanleiding hiervan nog onlangs lezen77). De mens Tideman verdient het, dat de literatuurhistorici hem nu eindelijk verlossen van dit vaste epi theton „berucht". Uit de correspondentie die Tideman in het jaar voor zijn dood gevoerd heeft met Ed. Reeser, die bezig was aan zijn studie over Diepenbrock79), blijkt hoezeer Tideman onder dit voortdu rend „natrappen" geleden heeft. Langzamerhand wordt het tijd voor een genuanceerder oordeel. 105

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 107