tentie verzoekt, valt Rome's keus op Catz. Aangezien het kapit tel nergens in gekend is, weigert deze echter op principiële gronden. Wanneer hij na de dood van De La Torre (1661) tot diens opvolger wordt benoemd, blijft die raadpleging wederom achterwege maar thans berust de uitgebluste Catz. Maar hij gruwt van de last die hem onverwachts nog op de schouders wordt gelegd; aan een bevriend pastoor schrijft hij zich te voelen als iemand die dacht de veilige haven bereikt te hebben maar plotseling weer in volle zee wordt teruggesmeten. Tijdens de wijdingsplechtigheid te Keulen, september 1662, openbaren zich al tekenen van mentaal verval. Enkele maanden later is Catz krankzinnig en de verlossende dood volgt in mei 1663 te Leuven, waar hij verpleegd werd. 114 4. Portret van Boudewijn Catz door Pieter de Grebber uit 1643. Paneel (87x64 cm). Rijksmuseum Het Catharijneconvent, Utrecht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 116