Daniel Cajanus
(1702/03-1749):de
reconstructie van
een reus
Inleiding
Nadat men lange tijd in de heilige overtuiging had geleefd dat
alles wat de geschiedschrijvers in hun kronieken hadden vast
gelegd niets dan de waarheid was, is het nu een sport geworden
om alle fabels aan archiefstukken te toetsen. Was Kenau Si-
monsdr. Hasselaer wel een Dolle Mina1) en Jan de Lapper een
grote zeeheld?2) Al in 1786 ontrafelde Adriaen Vosmaer, direc
teur van het Kabinet der Natuurlijke Historie van de Prins van
Oranje, de sage van de meermin uit Edam die in de vijftiende
eeuw in Haarlem zou zijn overleden3). In hetzelfde rijtje past ook
de Spaarnwouder reus Klaas van Kieten, die volgens overleve
ring omstreeks 1300 geleefd heeft en in Vondels Gijsbrecht van
Amstel als een wreed monster wordt afgeschilderd. Hij zou 8
voeten en 6 duimen Rijnlands hoog zijn geweest (ongeveer 2.69
m), dus 3 duimen korter dan de bijbelse Goliath van Gath4).
Ook Daniel Cajanus, een Finse reus die in 1749 in het Haar
lemse Proveniershuis overleed, is zo n figuur, waarover de
meest fantastische verhalen in omloop zijn. Hij werd in Finland
geboren, zwierf langs vele Europese vorstenhoven, was in mili
taire dienst als kornet, verdiende de kost door zich voor geld te
laten zien en kwam via Amsterdam naar Haarlem, waar hij
uiteindelijk in de St. Bavo werd begraven. Over hem gaat deze
studie, die hopelijk een gunstiger indruk zal nalaten van het
leven van deze domineeszoon dan de tot nog toe bekende,
halflegendarische verhalen over hem.
In de gemeentearchieven van Haarlem en Amsterdam bleken
zich waardevolle documenten te bevinden, die er toe bijdroegen
zijn verblijf in Nederland te reconstrueren. Er werden ondermeer
drie testamenten gevonden, een beschrijving van zijn boedel,
procuraties en insinuaties betreffende lijfrentebrieven en gege
vens uit het register van aannemingen der proveniers en com
mensalen in het Proveniershuis te Haarlem. Over zijn uiterlijk
boden twee schilderijen opheldering, één van Enoch Seeman in
het Nationale Museum te Helsinki in Finland en het andere van
B. Brand in de St. Bavo op de Grote Markt te Haarlem.
Voor zijn Finse periode ben ik dank verschuldigd aan mevrouw
M. Tamminen van de Nationale Commissie voor Oudheden en
9
BertSliggers