(9) Dr. J.K. de Cock, Bijdrage tot de historische geografie van Ken-
nemerland in de middeleeuwen, 1965, p. 52.
(10) Henderikx, op. cit., p. 75, n. 109.
(11) H.J. Calkoen, Velsen, 1967, p. 39. De
(12) Calkoen, op. cit., p. 67. ^ai
(13) De uitdrukking is van Huizinga.
(14) Henderikx, op. cit., p. 18.
(15) Corpus Sigill. Neerl. nr. 898.
(16) C.S.N, nr. 901.
(17) C.S.N, nrs. 900 en 899.
(18) Uit latere bronnen is bekend, dat rood en wit de wapenkleuren der
Haarlems waren.
(19) C.S.N, nr. 897.
(20) J. Craandijk, Proeve eener geschiedenis van het geslacht Van
Haarlem, in Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en
Oudheidkunde, 4e reeks, 1e deel, p. 78.
(21Evenzo verving de eerste Persijn, die zich Van Bakenes noemde
de gouden dwarsbalken met rode schuinkruisjes door een over
eenkomstig beladen gouden schuinbalk (14e eeuw).
(22) Cf. Dr. J. Huizinga, De opkomst van Haarlem, in Bijdragen voor De
Vad. Gesch. en Oudheidk., 4e reeks, deel IV, p. 441.
(23) Een minimaal-ingrijpende breuk, die het kruis - mits versmald
weergegeven! - onverlet liet. Ingrijpender werkt de breuk bij bij
voorbeeld Teilingen/Brederode, waar de barensteel over de
leeuw heengaat en deze dus letterlijk breekt. Er kan over die
Haarlem-breuk hard onderhandeld zijn!
132