zijn broer Jöran (Georg) daarna samen met zijn vader woonde.
In 1730 overleed Anders Cajanus en drie jaar later vertrok Jöran
naar Stockholm.
Marchant weet nog te vertellen dat Daniels vader, een lutherse
predikant, ,,hem op lage- en hogescholen had besteed". Hierna
zal blijken dat Cajanus inderdaad niet ongeschoold was; of
schoon men „reuzen" dikwijls als lompe en domme krachten
beschouwde, maakt Cajanus de indruk een betrekkelijk gelet
terd man te zijn geweest.
Waarschijnlijk is Cajanus nooit meer teruggekeerd naar zijn
vaderland. Maar daarom waren de contacten met zijn familie
nog niet verbroken. Uit de inventaris van zijn boedel uit 174912)
blijkt dat hij diverse brieven van zijn broers bewaard heeft13) en
krachtens zijn testamenten erven zijn broers en zusters of, bij
hun vooroverlijden, hun kinderen of kindskinderen een deel van
zijn nalatenschap. Ofschoon men in Finland geen duidelijke
bewijzen voorhanden heeft dat Daniel twee zusters had, worden
dezen met naam in een testament genoemd, namelijk Maria en
Agneta.
Polen (1724-1733)
Voorlopig laten de archieven ons omtrent Cajanus in de steek,
maar de geschiedschrijvers weten te vertellen dat hij langs de
vorstenhoven trok om zich voor geld te laten zien. Bij de koning
van Polen, August II, zou hij hettot kornet (standaarddrager), een
rang en functie bij de ruiterij, hebben gebracht.
Zoals het tot voor kort nog de gewoonte was om mensen met
lichaamsgebreken op de kermis te vertonen, zo reisden tot aan
het begin van de vorige eeuw reuzen, dwergen, zwaarlijvigen en
Siamese tweelingen langs de Europese hoven om aldus aan de
kost te komen. Een Italiaanse reus, Bernhard Gilli, die om
streeks 1760 door Europa trok, noemt zelf zeventien vorstenho
ven die hij bezocht heeft. Voor Cajanus zal er dus ook wel een
grote keus zijn geweest. Bewijzen hiervoor ontbreken echter14).
Marchant en Schrevelius vertellen dat hij in dienst van August II,
koning van Polen, is geweest. De Zweedse auteur Gjörvell
beweert echter dat hij diende onder Friedrich Wilhelm I, koning
van Pruisen. Het was namelijk aan vele hoven de gewoonte dat
reuzen en dwergen in de hofhouding als bediende of lijfwacht
werden opgenomen. De hertog van Buckingham had aan het
begin van de 17de eeuw de dwerg Jeffrey Hudson in dienst die
bij zijn intrede aan het hof in een reuzepastei werd opgediend.
Weer in een pastei werd hij later geschonken aan de vrouw van
de Britse koning Karei I. De eerste vrouw van Friedrich III,