inkomsten, zal hem vast wel eens de naam van ,,Blauw-Jan" ter ore zijn gekomen, een herberg aan de Kloveniersburgwal. We zullen wat nader ingaan op deze herberg en zijn eigenaars, vooral de familie Metz, waarmee Cajanus de meeste contacten heeft gehad19). De eerste exploitant van ,,Blauw-Jan" was Jan Barentsz Wes terhof. Hij richtte achter zijn etablissement een soort dierentuin en vogelpark in, waarin hij voor die tijd de meest exotische dieren hield, aangekocht van zeelui en verzamelaars. Wanneer er geen kermissen waren, kon men zich hier bovendien verga pen aan reuzen en reuzinnen, dwergen en kunstenmakers, gedrochten en misgeboorten, Tartaren, Eskimo's en andere vreemdelingen. Tevens was zijn herberg, die eigenlijk „De Hoop" heette, een soort rariteitenkabinet, een verzameling op het gebied van de natuurlijke historie en als zodanig de voorlo per van een museum. De bibliotheek van „Natura Artis Magistra" te Amsterdam be waart nog een groot folio teken-en plakboek, getiteld „Boek van Blauw-Jan", waarin een zekere Jan Velten tot het begin van 1700 de wonderen der natuur beschreef die door hem te Am sterdam waren gezien op kermissen, in de herberg „De Witte Olifant" op het tegenwoordige Rembrandtplein en vooral in „Blauw-Jan". Dat de herberg tot over de grenzen bekend was, blijkt ook uit de afbeelding in dit boek van een vogel die „sijn Brittannische majesteit aan Jan Westerhoff geschonken heeft". Die „Brittannische majesteit" is ongetwijfeld onze prins Willem III, van wiens dood een krantebericht verderop in het boek is geplakt. Vele geleerden en reizigers uit het buitenland vereer den „Blauw-Jan" met een bezoek. In 1781 kwam zelfs keizer Joseph II eens kijken. Maar nu lopen we op de feiten vooruit. Na Jan Westerhof werd Klaas Kaspersen (de) Munnick herber gier in „De Hoop". Zijn enige erfgename werd zijn dochter, die trouwde met Evert Metz. Evert Metz woonde waarschijnlijk bij zijn broer Christiaan, die waard was in de herberg „De Keizers kroon" in de Kalverstraat. Zij stamden uit een herbergiersfamilie uit Rinteln in Nedersaksen. Evert werd de nieuwe waard in „Blauw-Jan". Pas in 1726 werd hij eigenaar van de herberg nadat deze al vanaf het begin der zeventiende eeuw verpacht werd. Het jaar daarop overleed hij. In 1726 had hij al voor de notaris een zeer nauwkeurige inventaris van zijn bezittingen laten maken, zodat we op de hoogte zijn van wat een bezoeker toentertijd allemaal kon bezichtigen. Drie apen, een pennevar- ken, een dertigtal vogels, 42 flessen met rariteiten, een opge zette krokodil, 6 geraamten en twee paar muilen van een men-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 18