senhuid, alles ter waarde van 2153 gulden. De drankvoorraad
was het tienvoudige waard. Zijn opvolger werd Jan Hendrik
Metz, die geboortig was uit Helmershausen in Hessen, een
geheel andere streek dus als Rinteln. Deze Jan Hendrik trouwde
in 1727 op zevenentwintigjarige leeftijd met de zevenenveertig
jarige Anna Helot, eerder weduwe van Arnout of Arnolt Metz,
een broer van Evert en Christiaan. Ruim tien jaar huurden zij de
herberg „Blauw-Jan" van de erfgenamen van Evert Metz.
In 1736 bezocht een Frans echtpaar de herberg en zag er
ondermeer een reus en een leeuw. Deze reus zou zeer wel
Daniel Cajanus geweest kunnen zijn20). Wilhelmus Greve weet
te vertellen dat Cajanus 's avonds in „Blauw Jan", waar hij zich
overdag voor geld liet zien, bij de haard zat in gezelschap van
vele deftige burgers. Hij vertelt ook dat wijlen zijn lieve vader een
goede vriend van Cajanus was. Wanneer deze op zijn tenen
stond en zich zo ver mogelijk uitrekte, kon hij met de middelste
vinger van zijn rechterhand Cajanus' voorhoofd aanraken, net
waar zijn haar of pruik begon. Zijn vader is ook van het volgende
getuige geweest.
„Op zekeren avond met een Joodsch Heer, zich met dammen
vermakende, vond hij zijn partij voor hem te sterk, hij staat op en
tikt, volgens zijne meening, zijnen medespeler even zachtjes op
den schouder, seggende: gij zijt mij de baas! doch dit kwam,
geheel buiten zijn oogmerk, zóó aan, dat de ander, van pijn
schreeuwende, met eene blauwe plek op den schouder, kon
vertrekken."
Trouwens als iemand met hem wilde dammen, moest deze wel
rekening houden met Cajanus' benen, die ver voorbij de stoel
van de tegenstander staken. Maar als er eens een damsteen op
de grond viel, hoefde Cajanus niet eens te bukken want als hij
zat, hingen zijn armen op de grond. Hiervan getuigt ook een
plaatje in de Almanak van het Nut van het Algemeen uit 1802,
waarop hij aan een tafeltje in de herberg „Blauw-Jan" zit. Greve
doet dit denken aan een aap die Buffon afbeeldt in zijn „Alge
mene en Bijzondere Natuurlijke Historie". Ook verwijst hij nog
naar een beschrijving van de grote en kleine orang-oetan. Voor
de rest was Cajanus „wei-geproportioneerd" van lijf en leden.
Door zijn goed en braaf karakter werd hij vaak door voorname
lieden thuis uitgenodigd. Cajanus maakte dan gebruik van de
sleepkoets waar de banken uit waren gehaald en waarin hij op
zijn knieën werd vervoerd.
In 1737 kwamen Anthony Bergmeyer en zijn vrouw in „Blauw-
Jan". Onder hun beheer kende de herberg zijn grootste bloei. Hij
17