wist zich een internationale reputatie te verwerven en leverde dieren in geheel Europa, onder meer een luiaard, een Ameri kaanse bosduivel en een Afrikaans mormeldier aan keizerin Maria Theresia, die een nieuwe dierentuin in de buurt van We nen wilde oprichten. Ook uit Bergmeyers tijd dateert de prent van C.F. Fritzsch die in 1751voorzien van een uitvoerige tekst, werd uitgegeven door Crajenschot, boekverkoper te Amsterdam, getiteld: „Afbeelding der Binneplaats van de Flerberg van ouds genaamt Blaauw Jan". Op deze reclamefolder vinden we ook Cajanus afgebeeld die echter toen al twee jaar dood en begraven was. Doch waar schijnlijk om zijn grote populariteit werd hij „pro memorie" afge beeld. De „Uitlegging dezer Prentverbeelding" luidt als volgt. „De Herberg van ouds genaamt BLAAUW JAN, staande op de Colveniers Burgwal te Amsterdam, is zo bekent, dat geen Vreemdeling de Stad verlaat, zonder de Merkwaardigheden daar eens te bezigtigen. Het zijn die Merkwaardigheden die in deeze Plaat verbeeld zijn. De open Plaats met zijn cierlijke Volliere agter die Herberg word hier vertoont met alles wat, zo daar, als in particuliere Kamers is te zien. Als: 1. Een paar Struisvogels. 2. Een Jonge Leeuw met zijn Leeuwen. 3. Ver- scheide Tijgers. 4. Twee Oost-Indische Vogels, Casuaris ge naamt. 5. Een boer genaamt WYBRANT LOLKES, gebooren in Friesland, op het Dorp Oosten, die den 2 Maart 175126 Jaar oud is geweest, en niet hooger is dan 29 Duim; waar achter, 6. geplaatst is de Berugte CAJANUS, die hier langen tijd te zien is geweest; doch naderhand in het Proveniershuis te Haarlem is overleeden: Hij was 8 Amsterdamsche voeten en 9 duim hoog. Binnen de Volliere zijn rondom Hokken, waar in verscheide vreemde Vogels en Dieren; en in het midden zijn een menigte van Harten, Reën, Paauwen, Baviaanen, Aapen, Vreemde Hoenders, Caketoes, en andere Gediertens, te breedvoerig om hier te verbeelden, hebbende alleen getragt het voornaamste in deeze Plaat te brengen, kunnende een ieder dagelijks de Plaats zelve bezigtigen." Engeland (1741-1742) Tijdens zijn verblijf in Amsterdam is Cajanus nog één keer in Engeland geweest waar het hem zeven jaar geleden waar schijnlijk goed was bevallen. Daarvoor verschijnen op 27 okto ber 1741 voor notaris Joan Andriesz Calkoen te Amsterdam de heren Daniel Cajanus en Roelof Sweris, die verklaren het vol gende te zijn overeengekomen21). Dat zij binnen acht dagen na dato dezes een reis zullen maken naar Engeland en „andere Plaatse onderling goed te vinden", om aldaar de eerste com- 18

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 20