6 april 1892-26 januari
1978
Met Mr. De Jongh is een bijzonder mens van ons heengegaan.
Bijzonder in vele opzichten. Reeds bij zijn leven ontstond door
typisch persoonlijke eigenaardigheden een plezierige legende
vorming.
Hem met een kort levensbericht hier te herdenken, is een eer
volle plicht.
Geboren in Rotterdam bezocht hij na de lagere school het
Erasmiaans gymnasium in de Maasstad. Na zijn eindexamen
vatte hij te Leiden de rechtenstudie op, die hij als gevolg van de
mobilisatie tijdens de Eerste Wereldoorlog moest onderbreken.
Hij verliet de militaire dienst met de rang van tweede luitenant.
Op 2 december 1921 behaalde hij de meesterstitel.
Te Leiden was hij vervolgens enige jaren als advocaat werk
zaam, een werkkring die hem de mogelijkheid bood zijn visies
aan de harde praktijk te toetsen. In deze periode was hij tevens
waarnemend griffier bij de Rechtbank te Den Haag en bij de daar
gevestigde Raad van Beroep. Al spoedig koos Mr. De Jongh voor
een ambtelijke loopbaan. Op 27 september 1926 werd hij be
noemd tot substituut-griffier bij het Haagse Kantongerecht.
Drie jaar later gaat hij in dezelfde functie naar Haarlem, nu bij de
Rechtbank. In deze stad zou hij zijn verdere leven doorbrengen.
Voortaan zou hij er in en met de rechterlijke macht verkeren. Een
dochter van de procureur-generaal bij het Gerechtshof te Am
sterdam werd zijn levensgezellin.
Ondanks de wanbedrijven van de Tweede Wereldoorlog, die hij
als joodse man aan den lijve ondervond, en ondanks diepe
vernederingen, die hij kreeg te doorstaan, kwam hij de gruwe
lijke oorlogsjaren te boven. Met Sieyès kon hij zeqqen: „J'ai
survécu".
Hij keerde naar Haarlem terug en werd daar op 12 juni 1946
griffier van het Kantongerecht. Hier leefde hij aanvankelijk in de
schaduw van de wijze rechter, die Mr. Th.F. Raedt was.
Tot zijn pensionering op 1 mei 1957 was Mr. De Jongh van dit
gerecht de penvoerder.
Hij behoorde er tot het nu uitgestorven ras van mensen meteen
geheel eigen stijl en werkwijze. Hij viel op door een zeker non-
conformisme. Het major e longinquo reverentia was op Mr. De
Jongh niet toepasselijk.
In het griffiersambt, waarin men het een ieder naar de zin moet
maken, paste hij bij uitstek. Juist hier traden zijn kwaliteiten op
de voorgrond, die nu eenmaal niet aanstonds typerend zijn voor
hen, die in de rechterlijke macht een plaats bekleden.
Met veel enthousiasme en kennelijk plezier wijdde hij zich aan
zijn taak, daarbij ijverend voor zuiverheid van taal. Hij was
gesteld op een vriendschappelijke teamgeest. Als baas was hij
niet bazig. Gaarne liet hij anderen in zijn werk delen, beseffend
ook hoe belangrijk het is, dat er onder een griffier mensen
224
Carel Marinus James
DE JoNGH