Op 1 juni 1978 overleed te Laren, op drieënzeventigjarige leef
tijd, Pieter Leffelaar, oud-directeur van het Singermuseum. Hij
was daar alom bekend door zijn activiteiten voor alles wat daar
aan artistieke, muzikale en culturele gebeurtenissen georgani
seerd werd. Was er in het Singer iets te doen, en dat was
permanent het geval, dan liep Leffelaar het vuur uit zijn sloffen.
Hij was er de man niet naar om coüte que coüte zijn decorum
van directeur op te houden en wilde liever menselijk gewaar
deerd dan ambtelijk gerespecteerd worden. Dat bleek dan ook
wel bij zijn afscheidsreceptie in het Singer, toen hij met pensioen
ging. Door alle zalen van het museum kronkelde zich een ein
deloze slinger van gratulanten, die Pieter en zijn vrouw de hand
kwamen schudden. Dan gaf hij je een ferme klap op de schou
der: Zo jong, ben je daar, da's verdomd aardig van je",-en had
moeite de waterlanders te bedwingen. Want hij was een licht
ontroerbaar man en schaamde zich er niet voor.
25 november 1904-
1 juni 1978
Naar die receptie in Laren was ook een hele pelgrimsstoet van
Haarlemmers getrokken, want Haarlem had hem eigenlijk al
leen maar aan Laren uitgeleend en beschouwde hem nog
steeds als een stadgenoot in de diaspora. Immers, aan zijn
Larense jaren ging een roemruchte Haarlemse periode vooraf.
Hij dreef hier een kunsthandel op de hoek van de Grote Markt en
de Houtstraat, in het voormalige redactiepand van de Opregte
Haarlemsche Courant. Na de dood van J.H. de Bois in 1946, had
hij hier op dit gebied het monopolie, als zijnde toenmaals de
enige kunstgalerie in Haarlem. In de jaren dat het Huis van Looy
nog niet bestond en de beide Hallen nog potdicht waren, vulde
hij hier een vacuüm. Dit geeft hem op zich al een plaats in de
historie van het Haarlemse kunstleven na de oorlog. Maar zijn
blijvende verdienste ligt in een andere sector: hij was de geeste
lijke vader van de roemruchte Sociëteit Teisterbant.
Dit vruchtbare idee ontsproot aan het brein van Pieter Leffelaar;
hij was er de man niet naar om zo'n inval te laten voorkomen,
maar stroopte onmiddellijk de mouwen op en toog aan het werk.
Medestanders en medewerkers had hij gauw gevonden en op
gejut. Zo ontstond hier een artistiek sociëteitsleven dat in Ne
derland zijn weerga niet had. Onder de superieure improvisatie
kunst van Godfried Bomans bloeiden de „Haarlemse droge
harten" open in een permanente feeststemming van hoog ge
halte; maar zonder Pieter Leffelaar waren ze niet bij elkaar
gekomen of was alles in goede voornemens blijven steken.
De incubatieperiode van de sociëteit was in een café op het
Houtplein in de barre winter van 1947-'48. Daar kwam, om
warmte en gezelligheid te zoeken, wekelijks een groepje kun
stenaars en kunstliefhebbers bijeen, waaronder Godfried Bo-
233
Pieter Leffelaar