de groote Reuse Klaas van Keyten, gheboren van Spaarne-
woude"35).
Voor een verdere reconstructie van zijn verblijf te Haarlem ver
schaffen drie testamenten vele gegevens omtrent zijn vrienden,
familie en financiën.
Ziekelijk van lichaam maar zijn verstand en memorie wel mach
tig, verscheen Cajanus 11 juni 1746, 's zaterdagsavonds om
tien uur, voor de Haarlemse notaris Jacob Elout36). In overden-
kinge van de zekerheid des doods maar onzeker over de tijd en
het uur, verklaarde hij genegen te zijn om op de volgende wijze
over zijn na te laten goederen te disponeren. Allereerst moest
zijn lichaam op een ordentelijke manier begraven worden. Ten
tweede legateerde hij de kinderen van Jacob de Wijs, predikant
van de Evangelisch Lutherse Gemeente te Haarlem, 1000 gul
den. Voor de rest verklaarde hij tot enige en algehele erfgena
men zijn broers en zusters of bij vóóroverlijden hun kind of
kinderen voor de ene helft, voor de andere helft de armen van de
Evangelisch Lutherse Gemeente te Haarlem. Alhoewel we Ca
janus in Haarlem niet als lidmaat ingeschreven vinden, evenmin
te Amsterdam, was hij dus nog wel luthersgezind. Jacobus de
Wijs was van 1728-1766 predikant te Haarlem. Hij was tevens
een van de oprichters van het Lutherse Wees- en Armenhuis in
1738.
Tot executeurs van zijn testament, tot verzorgers van zijn be
grafenis, tot beredderaars van zijn boedel en nalatenschap en
tot voogden over zijn minderjarige erfgenamen, benoemde hij
Barend Loman en Casper Wijtkamp. Barend Loman kwamen we
al tegen in een notariële akte betreffende een lijfrente ten laste
van de gebroeders Metz. Ook hij was luthers want in 1738 is hij
een van de regenten van het nieuwe Lutherse Wees- en Ar
menhuis. Evenals Casper Wijtkamp komt hij als ouderling voor
in het notulenboek van de Evangelisch Lutherse Gemeente. Als
getuigen traden Pieter Veer en Jacob Bogaard op.
Binnen drie weken was Cajanus bij een andere notaris terug om
een nieuw testament te laten maken. Dit keer bij Aalst de Bruijn,
op zaterdagmiddag 30 juli om vijf uur37). Over een ziekelijk
lichaam wordt niet meer gerept. Cajanus herroept en doet te niet
alle vorige testamenten, codicillen en andere soorten van laat
ste willen waarna een testament wordt opgemaakt dat aanzien
lijk verschilt van het voorgaande. Het lijkt er wel op of Cajanus
ruzie met zijn lutherse medebroeders heeft gehad, want de
kinderen van Ds. De Wijs en de lutherse wezen en armen
worden niet meer bedacht. Allereerst legateert hij Roelof Sweris
25