Onderrichter:
Ja! dat wonder onzer dagen
Is ons nu door de Dood ontdraagen
Die zelf, tot veel verwondering,
't Gerucht noch ver te boven ging,
Vermits hy veeier Vorsten oogen
Hield in verrukkinge opgetogen,
Wanneer zy hem zo groot, en grof
Van leên, aanschouwden in hun Hof.
Weetgraag:
't Schynd dat de Dood naar groove leeden,
Zo weinig als naar Deugd en zeden,
Naar Rykdom Staat en aanzien vraagt.
Onderrichter:
Neen! waar ooit dien Jaager jaagt,
Daar gaat hy met de zegen stryken,
Geen sterveling kan hem ontwyken,
Al 't ondermaans is Vloed en Ebb'
Dus heeft CAJANUS ook zyn webb'
Van 't zesenveertig jaarig Leeven,
In 't Proveniershuis afgeweeven,
En streek dus vroeg het leevens zeil.
Weetgraag:
Gods gunst schenkt hem het eeuwig heil,
MORS JANUA VITA46)
Er zijn nog meer voorwerpen die aan het bestaan van Cajanus
herinneren. Zo treffen we in de Grote Kerk te Haarlem een
schilderij van hem aan dat gemaakt is door een zekere B. Brand.
Het enige dat van deze bekend is, is dat hij Cajanus heeft
geschilderd. In het handschrift van Pieter Langendijk lezen we
dat dit schilderij ter nagedachtenis was opgehangen in de re
gentenkamer van het Proveniershuis. Gedurende de 19de
eeuw hing het in de Gravenzaal van het stadhuis. Daarna ver
huisde het deze eeuw naar het kerkje van Spaarnwoude, omdat
daar toch ook eens een reus had gewoond. In 1960 verkeerde
het daar in zo n slechte staat dat slechts een grondige restaura
tie het schilderij nog kon redden. Door toedoen van de toenma
lige gemeentesecretaris Mr. H E. Phaff, werd .Cajanus" van de
ondergang gered en door de heer J. H. van Eerden te Rotterdam
gerestaureerd. Na die tijd kreeg het stuk een plaats in de Brou
werskapel van de Grote Kerk.
Hij is levensgroot afgebeeld in een lange rode jas, een hoed met
pluimen, een sabel en laarzen met gespen. De afmetingen van