vuilnismannen driemaal in de week ,,voor de middach kloeke negen uur met de ratel rond omme de Luyden te waarschuwen haar vuilnisse bij de deur te brengen". Het is niet nodig na deze voorbeelden nog verder te illustreren dat de stadshygiëne ook vroeger de aandacht had van het stadsbestuur. Volstaan kan worden met op te merken dat voort durend regels werden uitgevaardigd en herhaald. Dit doet vermoeden dat die regels vroeger eenzelfde lot waren beschoren als heden ten dage, droge inkt op droog papier. Tegenwoordig hebben we er wat op gevonden om de zoge naamdedode letters" in verordeningen te voorkómen. We schrappen de bepaling gewoon. Zo is ook gebeurd met de bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening die iets soortgelijks voorschreef als hierboven werd aangehaald: het schoonhouden van de eigen stoep en straat. Omdat weinigen zich daar nog wat van aantrokken werd de regel enkele jaren geleden ingetrokken en daarmee het gezag gehandhaafd. Moeite genoeg dus om, net zoals thans, het afval daar te krijgen waar het zijn moet in plaats van links en rechts rondslingerend. De vraag nu waar dit afval dan moet zijn, zodanig dat het als uit de samenleving verwijderd kan worden beschouwd, is de ham vraag die tegenwoordig veel hoofdbrekens kost. Om te begin nen eerst maar weer terug naar het jaar 1605, waarin naar we mogen aannemen de vuilverwijdering door het stadsbestuur voor het eerst verpacht wordt. Verpachten hield in dat een particulier tegen betaling de bevoegdheid en de plicht had het stedelijk afval in te zamelen en te verwijderen. In 1815 bracht dankzij een nieuw tienjarig contract de verpachting 600,per jaar in het laatje van de gemeenteontvanger. Het aantrekkelijke van de pacht zat hem in het feit dat de pachter het afval kon verkopen, want, zoals al eerder werd geconcludeerd, stedelijk afval heeft zeer lang waarde gehad als meststof en grondver beteringsmiddel. Daartoe werd het ingezamelde afval ontdaan van alle niet verteerbare stoffen, wat enerzijds de kwaliteit van het afval als meststof ten goede kwam, terwijl anderzijds de uit het afval verwijderde attributen ook nog een vrij directe ge bruikswaarde hadden. Zo werd het afval, alvorens het in de vuilniswagen te storten, eerst grondig onderzocht door de vuil nisophalers. Rondom de vuilniskar hingen zakken en manden waarin deze spullen gescheiden verzameld werden, zoals een papiermand, voddenzak, een zak voor beenderen, voorwaar, voor hedendaagse milieubewusten een zaak om van te water tanden. Het verteerbare residu werd ofwel direct verkocht en op het land gebracht, of werd eerst op een verzamelplaats voorbewerkt en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1978 | | pagina 52