daarna verkocht. Maar aangezien het de pachter er alleen maar
om te doen was geld te maken uit het afval had de straatreiniging
zijn aandacht niet. Vandaar dat het gemeentebestuur er al lange
tijd op uit was de afvalinzameling en verwerking in eigen hand te
nemen, maar dat zou pas in 1877 gebeuren.
In 1834 verzocht ene Rozenkrans de vuilophaal te mogen
pachten, hetgeen ook gelukte. Maar al spoedig werd door hem
bij de raad een protest ingediend dat verschillende personen
eigenmachtig ,,asch en puin uit de straten weghaalden. Hoe
wel de klacht gegrond bleek lieten de stadsbestuurders de zaak
voor wat hij was, waarop de pachter het bijltje erbij neergooide.
In 1849 werd een contract gesloten met de maatschappij van
„Landbouw en Landontginning". Aan deze maatschappij werd
het uitsluitend recht verleend voor de inzameling van huis- en
straatvuil, faecale stof, rioolmodder en bagger uit de stads
grachten. Zo goed liep dit zaakje dat aan het gemeentebestuur
naast de vaste pachtsom van 1.500,ook nog 10% van de
winst werd uitgekeerd.
Ook schijnt in die dagen ene „Dirk Snuffel" actief te zijn ge
weest, die „des avonds met zijn mestwagen voor de ingang van
de straten en stegen kwam staan om door middel van zijn ratel
de bewoners op te roepen den inhoud van nachtspiegels en
emmers bij hem te deponeren. Dit alles tot groot vermaak van de
jeugd, die op dat uur trouw present was, om door schop of duw
tegen den voorwerpen-drager de straat te verontreinigen".
Dergelijke praktijken wilde het stadsbestuur beëindigen door het
instellen van een wisseltonnensysteem, hetgeen inderdaad ge
beurde. Het tonnenstelsel heeft tot na de Tweede Wereldoorlog
in Haarlem standgehouden.
Bedenk dat riolering niet of nauwelijks aanwezig was en men
dientengevolge datgene wat wij gewoon zijn even weg te spoe
len met emmers moest verwijderen. Dat gebeurde via een beer
put, via een mestophaler als Dirk Snuffel, maar meestal via de
stadsgrachten Deze moeten destijds enorm gestonken hebben.
Ter bevordering van de stadshygiëne werd daarom een aantal
grachten in Haarlem gedempt (Oude Gracht, Voldersgracht,
Raamgracht). Men heeft destijds natuurlijk niet kunnen voorzien
dat deze demping honderd jaar later een nieuwe bron van
milieubederf haar kans heeft gegeven. We kunnen twisten over
de vraag welke keus we zouden maken:
Pittoreske grachten met stinkend water of een brede verkeers-
strook met het reukloze maar wel giftige koolmonoxyde en de
overige ruimte ingenomen door geparkeerde welvaart.
En zo bezoedelt de ene hand wat de andere tracht weg te
51