worden van de rest gescheiden en ter plaatse gestort. De rest
wordt gemalen en als compost opgeleverd. Dit systeem werkt
sinds 1932. Uiteraard heeft de tand des tijds ook hier geknaagd
De veranderde samenstelling van het huisvuil heeft ook de VAM
parten gespeeld en doet dat nog. Het is er niet eenvoudiger op
geworden goede compost te maken. In de afgelopen jaren zijn in
Drente steeds meer stemmen opgegaan dat het VAM-bedrijf op
deze plaats en in deze tijd niet meer zou passen. En zo is ook de
VAM op zoek naar nieuwe vuilverwerkingsmethoden of wellicht
naar een geheel nieuw bedrijfsprofiel.
Verbranden van huisvuil in speciale vuilverbrandingsovens is
tegenwoordig een in toenemende mate gebezigde wijze var
vuilverwerking. Het oorspronkelijke pakket huisvuil wordt door
de verbranding omgezet in ca 75% gasvormige stoffen, rookgas
en vliegas, die via de schoorsteen ontwijken, en 25% vaste
stoffen, de slak, die gestort moet worden. Deze methode vereist
dus de permanente beschikbaarheid van een stortterrein. Soms
wordt de opgewekte warmte nuttig gebruikt bij elektriciteitsop
wekking, stadsverwarming en de bereiding van proceswater,
maar dit is alleen bij grote tot zeer grote verbrandingsinstallaties
economisch haalbaar.
De gecontroleerde stortmethode is de eenvoudigste van de drie.
ook verreweg de goedkoopste maar vereist wel speciale voor
zorgen om milieuhygiënisch acceptabel te kunnen zijn. Deze
laatste eis is ook inherent aan beide voorgaande methoden. Bij
de gecontroleerde stort is tevens de beschikbaarheid van ruimte
een dwingende eis en hierdoor komt deze methode in dichtbe
volkte streken ook nauwelijks meer in aanmerking. De werkwij
ze is er bij deze methode op gericht dat alle mogelijke nadelige
consequenties van het storten van vuil worden voorkomen.
Gelet moet worden op verontreiniging van grondwater, het ver
waaien van licht vuil, het aantrekken van ongedierte en het
optreden van stank. Voorts dient de stort het landschap niet te
ontsieren, noch tijdens de gebruiksfase, noch daarna als een
merkwaardige berg in het overigens vlakke Hollandse laagland.
Tenslotte moet het eenmaal volgestorte terrein een of andere
bestemming krijgen die zich niet verzet tegen het feit dat de
ondergrond uit restanten van huisvuil bestaat.
Het zal dan ook duidelijk zijn dat in onze streken, waar ruimte
een zeer schaars goed aan het worden is, de gecontroleerde
stort eigenlijk niet meer als een lange-termijnoplossing voor de
huisvuilproblematiek (vijftien tot dertig jaar) gezien kan worden.
Elk van de hierboven in korte bewoordingen beschreven me
thoden van vuilverwerking voldoet in hoge mate aan de primaire
eis, die bij vuilverwerking nu eenmaal gesteld moet worden: het