door de nabijheid van een „opdringend merengebied" wel
zeer ongeschikt.
Mr. Groesbeek ziet eigenlijk maar één probleem. Het „Liber
Sancti Adalberti" (dat wil zeggen: het gedeelte dat als het ,',Gra-
venregister" bekend staat) zegt uitdrukkelijk dat de nonnen het
kloosterleven „wegens de ruwheid van de Friezen" niet konden
volhouden. Verplaatsing naar Benningbroek zou haar positie
dus eerder hebben verslechterd dan verbeterd. Het probleem
blijkt voor hem evenwel niet onoplosbaar. Het bericht is immers
afkomstig uit de 13de eeuw (ca. 1214). Mogelijk is de verhou
ding tussen de Friezen en het gravenhuis in de 10de eeuw niet
zo slecht geweest als een kleine tweehonderd jaar later. Zelfs is
het niet ondenkbaar dat de stichting van het klooster in Ben
ningbroek bedoeld was als „een tweede poging tot vreedzame
penetratie" (tegenover Egmond als eerste). Houdt deze rede
nering, hoe aantrekkelijk ook, stand bij een nadere, kritische
beschouwing? Ik meen van niet, wat overigens geenszins haar
waarde tenietdoet. Mr. Groesbeek vestigt namelijk de aandacht
op een probleem dat niet alleen de historiciteit van het Benne-
broekse klooster betreft, maar ook de kwestie van de betrouw
baarheid van de vroeg-middeleeuwse geschiedbronnen en van
de waarde van de mondelinge overlevering raakt.
De basis van de argumentatie (punt 1) lijkt bijzonder stevig, zo
stevig zelfs dat iedere discussie overbodig lijkt. Immers, als het
eerste bericht dat een plaatsnaam geeft, spreekt over „Ben-
nincbroek lijkt daarmee het bewijs geleverd. Maar is er altijd
een even groot verschil in naamgeving geweest tussen het
Westfriese Benningbroek en het Kennemer Bennebroek als
tegenwoordig? Uit de bronnen blijkt het tegendeel. Zo komt al in
de 14de eeuw Benningbroek voor als Bennenbroek. De grafe
lijkheidsrekeningen en de oorkonden uit die tijd geven hiervan
verschillende door de context niet mis te verstane voorbeel
den9). Is het omgekeerde ook het geval? In de rekening van de
houtvester van Holland over 1337-1339 worden onder Heem
stede genoemd de ontvangsten van Claes van Bennincbroek en
Brune van Bennenbroec10). Het kan natuurlijk zijn dat ge
noemde Claes uit het Westfriese dorp afkomstig was, maar
waarschijnlijk lijkt dit niet. De kaart van Thomas Thomasz.
(Heemstede en omgeving vanaf Haarlem tot aan de Kennemer-
beek) van 1590 spreekt echter duidelijke taal11). Met fraaie
letters wordt hierop Bennebroek als Bennincbroeck aangeduid.
Het lijkt niet onmogelijk dat Bennincbroec(k) een oudere vorm is
van Bennebroek (Bennincbroec(k) - Benningbroek - Bennen-
broek Bennebroek). Ook de naam Hillegom komt in de 14de
eeuw voor als Hillinghem, Hillighem en Hilleghem.