heeft overwonnen hij heeft het overwonnen vóór ons en voa
óns"50).
En wat de andere „Nieuwe Gidsers" aangaat: met Van Deyssel
hoewel zijn plaatsgenoot, schijnt hij geen contact te hebber
onderhouden. Van der Goes ontmoette hij voor het eerst in 1934
om hem op enige onjuistheden te wijzen in diens boekje me:
herinneringen uit de „Nieuwe Gids"-tijd. Van der Goes beloofde
deze te zijner tijd recht te zetten51).
De verhouding tot Van Eeden is spoedig zeer verbeterd. Toer
deze in 1911 een voordrachtsavond hield te Bloemendaal, hao
hij ook Tideman onder zijn gehoor „die mij vroeger zoo infaam
beslikt en bespuwd heeft als „Jan de Schenner". Hij eindigde nu
zijn toespraak met „als Van Eeden weerkomt zullen we hem op
handen dragen"52).
Veelzeggend is ook een briefje van Tideman aan Van Eeden uit
1930: „En als ik mij herinner onze eerste persoonlijke kennis
making in Bloemendaal bij Giza Ritsehl53) en de wijze waarop gij
tegen en over mijn jongen spraakt, dan weet ik dat gij au fond
een door en door goed mensch zijt"54). Dat Tideman spijt hac
van zijn onbesuisde aanvallen op Van Eeden blijkt tenslotte uit
een schrijven van november 1942, gericht aan Nico van Such-
telen: „Ge hebt een groot en goed werk gedaan met de stichting
van het Frederik van Eeden Genootschap, ter bestudering in
liefderijke bewondering van wien ik zou willen noemen den
rijksten exponent der 19e eeuw in de 20e De groei en bloei
van Uw genootschap zal ongetwijfeld zijn bevorderd door de
felheid en wreedheid der aanvallen op hem in het openbaar
gedaan door Kloos en door mij"55).
Toen Van Eeden in 1911 zijn bovenvermelde bezoek had ge
bracht aan Bloemendaal, schreef hij in zijn dagboek hoe merk
waardig het was dat Tideman toch nog tot „een zekere positie'
was geklommen, nadat hij zich uit de „Kloos-verwildering" had
losgerukt56).
Inderdaad merkwaardig dat de van iedereen vervreemde, toch
eigenlijk min of meer gesjeesde student uit 1895 een luttel
aantal jaren later niet alleen zich heeft gevestigd als advocaat te
Haarlem, maar dan tevens lid is van de kerkeraad van de re
monstrantse gemeente aldaar en lid van de gemeenteraad var
Bloemendaal. De jaren 1895 en 1898 zijn een soort intermezzo
geweest. Tideman leefde enigszins teruggetrokken in Abcoude
om zich aan zijn rechtenstudie te kunnen wijden en in juli 1898
promoveerde hij op stellingen.
Wel zien we hem in deze jaren terug bij „Propria Cures". Vol
gens H.E. van Gelder was hij van maart 1896 tot maart 1898