behoeden hun karige middelen te verbrassen. Zowel in als
buiten het huis gold, dat wie in staat waste werken, niet onle
dig mocht blijven. Zonodig zorgden de Aalmoezeniers voor
werk.
In het huis beschikte men over eigen werkplaatsen waar
kleren en schoeisel voor de bewoners in eigen beheer wer
den vervaardigd. Wat de regentessen aan oude spullen
voorradig hadden, was bestemd om in noodgevallen aan
huiszittende armen te worden uitgereikt.
Bij wijze van buitengewone bedeling kon ook onderstand
worden verleend aan degenen die de inmiddels tot vier jaar
opgetrokken termijn als inwoner van Haarlem nog niet had
den volbracht.
Het aanvragen van de bedeling geschiedde als voorheen,
maar nu werd om de gegrondheid van het verzoek te be
oordelen ook de medewerking van de vinders van de buur
ten voorgeschreven.
Zoals eerder gezegd werd 's winters ook turf uitgedeeld, die
werd aangevoerd in schepen voordat het ijs de vaart onmo
gelijk maakte. Uitreiking vond plaats eind november, half
december en rond kerstmis. Pas half maart geschiedde de
laatste uitreiking, bij open water uit de schepen en anders
uit de turfschuur waar een voorraad lag van vijf- a zesdui
zend ton turf. In zeer strenge winters werd ook in februari
nog wel eens een halve portie uitgereikt.
Omdat men de regenten onmogelijk ook nog met de col
lecten kon belasten, werden twaalf aanzienlijke jonge man
nen onder de naam Aalmoezeniers-extraordinair aange
steld, steeds voor vier jaar. Iedere eerste woensdag van de
maand moesten zij, nadat eerst in alle kerken de collecte
warm bij de burgerij was aanbevolen, een inzameling hou
den langs de huizen, waarbij zij werden vergezeld door
jongens uit het Armenhuis.
Al met al dacht men met deze nieuwe opzet een besparing
te kunnen bereiken van 3.000,- per jaar.
Tezamen met de aanwijzing van enkele nieuwe middelen,
waaronder een bijdrage van 2.400,— van het Elisabeths-
gasthuis voor tachtig bestedelingen, meest gebrekkige lie
den die in het Armenhuis zouden worden opgenomen,
moest dat erin resulteren dat de stad voortaan geen
22.000,— maar 10.000,— aan subsidie behoefde te ge
ven.
De hierboven geschetste werkwijze is een eeuw lang vrijwel
ongewijzigd van kracht gebleven.
Nadat we hierboven hebben uitgeweid over de werkwijze
van de Aalmoezeniers is het volledigheidshalve dienstig om