niet verwacht werd dat de huren de kosten zouden dek ken (5). Niettemin was er een forse groei van het inwoner tal: van 24000 in 1840, 28000 in 1858, 36000 in 1878 tot 52000 in 1891. Deze was niet zozeer het gevolg van de toename van het geboorteoverschot, want dat bleef voorlopig door de enorme kindersterfte constant en laag, als wel van de komst van berooide landarbeiders en industrie-arbeiders van elders. Anders dan in Delft en Twente hebben Haarlemse fabrikanten zich nooit inge zet voor de huisvesting van hun personeel. Het is niet vreemd dat, terwijl de woningnood tot schrik barende hoogte was gestegen, door anderen dan de gemeente of de ondernemers het initiatief werd geno men: 'De denkbeelden van de internationale arbeiders beweging zoals besproken door eenige werklieden van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij te Haar lem gaven aanleiding om op andere wijze, namelijk door oprichting van woonbouwvereenigingen van, voor en door de arbeiders, te trachten het lot te verbeteren van de arbeider. Dit in plaats van een gewelddadige ordever storing' (6). In 1872 werd de eerste coöperatieve bouwvereniging opgericht, 'Des Werkmans Vriend', die in 1873 de eerste tien betaalbare woningen opleverde (7).Tot 1890 werden toch niet meer dan 465 arbeiderswoningen door vijf Haarlemse verenigingen gebouwd. De verenigingsbouw van vóór 1900 vond in onsamen hangend verband plaats buiten de Herensingel, ten zuid oosten van de oude stad, de Leidsevaart, aan de westzij de en in het Rozenprieel, in de bocht van het Zuider Buiten Spaarne. Vooral tegen deze laatste wijk bracht de 'Vereeniging tot bevordering der Volksgezondheid' in 1882 reeds grote bezwaren in. De gemeente was bij dit project betrokken en zorgde weliswaar voor de aanleg van riolering en de bestrating, maar liet na de laaggele gen grond op te hogen. In de slecht gefundeerde wonin gen had men dan ook grote last van het regen-en grond water. De winstmarges werden slechts ten koste van de kwaliteit van de woningen gevonden en de bouwvoor schriften werden, als gevolg van een gebrekkig gemeen tebeleid, nauwelijks gerespecteerd. Een ander inzicht in de mate van verantwoordelijkheid voor de woningbouw en stadsuitbreiding groeide bij de overheid slechts langzaam. Pas met de totstandkoming van de Woningwet in 1901 werd de wettelijke mogelijk heid gegeven om het commerciële bouwen aan banden te leggen met gesanctioneerde minimumvoorwaarden. 15

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1981 | | pagina 17