teit tijdig geblust en menig smeulend conflict in de kiem gesmoord. Het penningmeesterschap in zo'n kunstenaarswereldje van wanbetalers was geen sinecure en vereiste soms heel wat van de zachte aandrang en de tact die hij in zo hoge mate bezat. De bloeitijd van Teisterbant heeft hij intens meebeleefd en genoten. Na het aftreden van de tweede voorzitter mr. J. Landré (de latere oprichter van de TROS) is hij in 1959 een jaar lang President van de Sociëteit geweest en leidde in die hoedanigheid de fees ten bij het tienjarig bestaan. Naast het briljante vuurwerk van Bomans had hij een stille en bijna heimelijke humor, 'sotto voce', die soms bijzonder geestig uit de hoek kon komen. Zijn manier van optreden spreidde een rustig licht; zijn humor was sympathiek en schopte nooit tegen het zere been van wie of wat dan ook. Kortom, hij was een wijs man, 'een geweten zonder rimpel', innerlijk een emotioneel mens, uiterlijk kalm en evenwichtig. Zo ie mand leeft onder spanningen waar hij zijn medemensen niet mee lastig valt. Van zijn pennevruchten buiten boekvorm noemen wij zijn bijdragen in het Nieuw-Vlaams Tijdschriftwaaraan hij vaste medewerker was. Dit werd hij op uitnodiging van niemand minder dan Herman Teirlinck. In de essay bundel Van de hak op de tak schreef Godfried Bomans op zijn bekende maar niettemin onnavolgbare manier een verslag van het bezoek van Jan Brants (in gezel schap van Bomans en Hans van Zijl) aan de hoogbejaar de Vlaamse schrijver, om hem de oorkonde van Teister bant aan te bieden. Brants had een korte huiderede geprepareerd, die voor vijf minuten ontworpen was, maar werd door de grijze auteur na elke zin of adempau ze zo uitvoerig onderbroken, aangevuld en geamen deerd, dat hij ten slotte grootmoedig afzag van wat hij nog verder te vertellen had en met zijn laatste krachten de bul overhandigde, 'om zich hierna in de dichtstbijzijn de stoel het voorhoofd af te wissen'. Ter herinnering aan Bomans zowel als Brants heb ik dit stukje superieure kolder nog eens herlezen en ze stonden beiden, de Bril jante en de Beminnelijke, weer in levenden lijve voor het voetlicht. Jan Brants was ook vaste medewerker aan het Critisch Filmbulletin. Zijn afgod was de geniale filmclown Charley Chaplin, een bewondering waarover hij nooit uitgepraat raakte. Radiocauserieën hield hij ook over Pisuisse en overCor Ruijs, de grootste blijspelacteur die het Nederlandse toneel ooit gehad heeft. Grootmeesters 193

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1981 | | pagina 195