art. 27, der Woningwet. Over de gang van zaken rond de stadsuitbreiding in de toekomst was de hoofdopzichter kort: 'De hierbij bedoelde uitbreidingsplannen zijn in be handeling' (11). Het lijkt er veel op dat deze ambtenaren de omvang van de gevolgen van de Woningwet niet ten volle hebben geschat. Zij stelden zich tevreden met oude en bijzonder ontoereikende bepalingen en met de ge bruikelijke uitbreidingspraktijk met talrijke ad-hoc straatplannen, die voorlopig geen verband zou hebben met een integrale stedebouwkundige methode. Na de dood van de gemeentearchitect, in 1902, werd door de gemeenteraad de aanstelling van een directeur van Openbare Werken gewenst. Deze zou moeten be schikken over een ingenieursdiploma. Deelplannen Op 1 november 1902 trad ir. L.C. Dumont (1865-1935) in dienst (12). Met grote voortvarendheid ging deze aan de slag. De gemeenteraad stemde in 1903 in met Dumonts verzoek om een bedrag van 1.800,- bestemd voor het in kaart brengen van de stad, en daarnaast met de 700,-voorde aanschaf van opmetingsinstrumenten. In mei 1903 kwam Dumont met een ontwerp-verordening op het bouwen en slopen en van Gedeputeerde Staten kreeg hij een model-jaarverslag Woningwet toege stuurd, om de verordeningen op dat gebied inzichtelijk te maken (13). Nadat B&W op verzoek van de Centrale Gezondheids Raad hadden laten weten dat de uitvoering van de Wo ningwet zich vooralsnog had beperkt tot voorbereiden de maatregelen, verscheen het eerste plan van uitbrei ding van de hand van Dumont op 16 mei 1904. In de Raadsvoordracht van dit plan zetten B&W uiteen dat het de opzet was geweest het totale gemeentelijke grondgebied in een uitbreidingsplan op te nemen. Te kenend voor de beperktheid van hun stedebouwkundig inzicht was de opvatting, dat de verschillende nieuw bouwwijken, zoals ze door Dumont rondom het centrum waren gepland, geen enkel verband met elkaar hielden. Een dergelijke al te pragmatische opvatting diende vooral een snelle uitvoering van de stadsuitbreiding: 'Geen enkel bezwaar is er derhalve aan verbonden om het uitbreidingsplan bij gedeelten vast te stellen en op deze wijze eene snelle afdoening van zaken zeer te be vorderen. De behoefte aan een plan van uitbreiding voor de gronden ten zuiden van de Amsterdamsche Vaart en ten oosten van de Heerensingel en het Zuider Buiten 17

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1981 | | pagina 19