ken op het gebied van de hygiëne, (bouw-)economie en verkeerstechniek gaf Dumont steeds de hoogste prio riteit. In april 1918 gaf B&W de opdracht voor de defini tieve uitwerking van de verschillende deelplannen, die in de maanden daarna achtereenvolgens gereed kwamen. In 1919 bleek een onoverzichtelijke situatie te zijn ont staan. Een vijftal raadsleden sprak z'n afkeuring uit over de weinig consistente werkwijze, zoals die bij Openbare Werken gewoon was: 'Wie nagaat op welke wijze de uitbreiding van Haarlem wordt geregeld, zal het opval len, dat telkenmale slechts een uitbreidingsplan voor een beperkt deel der gemeente wordt vastgesteld. Mis schien wordt gewerkt volgens een algemeen plan. Men kan zich echter niet aan den indruk onttrekken, dat dit plan slechts aan enkelen bekend moet zijn, in elk geval is het den Raad niet bekend, zoodat er dan ook geen spra ke van kan zijn, dat het door den Raad zou zijn vastge steld' (39). De kritische raadsleden wierpen zich op als de woord voerders van de Kamer van Koophandel, waarmee zij de mening deelden dat te weinig rekening was gehouden met een ontwikkeling van het weg- en waterverkeer op een termijn van vijfentwintig of vijftig jaar. In het bijzon der richtte de kritiek zich op het ontbreken van verbin dingswegen van voldoende breedte, toekomstige knel punten en op de verkeerd gekozen plaats van het spoor wegemplacement, dat een uitbreiding in westelijke rich ting, in het bosrijke duingebied, verhinderde. Het voor stel luidde: .dat een plan van de geheele uitbreiding van Haarlem, omvattende de hoofdverkeerswegen en aangevende de bepaalde bestemming van de voornaam ste terreinen, worde vastgesteld. Een algemeen plan dus, dat meer beschouwd moet worden als een schema, als een richtsnoer volgens welk gewerkt moet worden, doch dat voor uitvoering gedetailleerde uitbreidings plannen, omvattende bepaalde wijken van de gemeente, behoeft' (40). De uitwerking van zo'n algemeen plan zou moeten wor den verzorgd door een commissie van deskundigen, o.a. de directeur van Openbare Werken, een civiel-ingenieur en 'een architect, bekend door zijn bemoeiingen met stadsuitbreiding en stadsschoon' (41). In zijn repliek, gericht aan B&W, achtte Dumont het onwaarschijnlijk dat zo'n verkeerscommissie nieuwe oplossingen zou kunnen brengen. Zoals hij al eerder in 1905 had geopperd, meende hij dat kwesties als de ver betering van het verkeerswegennet en de bestemming 37

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1981 | | pagina 39