regenten uit die periode na de zogenaamde Satisfactie
uit Amsterdam moesten vluchten om plaats te maken
voor een bewind van Hervormingsgezinden, zij uitge
rekend naar Haarlem uitweken en zich daar voor een
deel zelfs vestigden.
Nadat ons land zich van de koning van Spanje had los
gemaakt, volgde een periode van zeer sterk toenemende
welvaart. Van 1572 tot 1640 steeg het Haarlemse inwo
nertal van ongeveer 18000 naar 45000. Brouwerijen,
linnennijverheid en scheepsbouw gingen steeds meer
mensen werk geven. De Haarlemse ambities gingen zelfs
zo ver, dat zij in 1645 het plan opvatten om een Haarlem
se wisselbank op te richten, zoals die ook in Amsterdam
verrezen was. Vergeleken met de ontwikkeling in Am
sterdam was de groei van Haarlem echter maar onbedui
dend. De Amsterdamse invloed werd steeds moeilijker in
te tomen.
De al eerder genoemde Engelsman Brereton viel dit ook
op. Hij schrijft: 'Haarlem heeft zeer belangrijke privile
ges, en dit is het enig middel om het hoofd te bieden aan
de steeds groter wordende buurstad Amsterdam, die
zowel wat de handel betreft als wat grootte en privileges
aangaat steeds verder naar voren komt. Zo heeft men er
onlangs vergunning gekregen voor het houden van een
weekmarkt, die vroeger nooit in Amsterdam, maar in
Enkhuizen plaatsvond. Zij hebben alle houtzagerijen van
Zaandam bemachtigd' (17).
Het belangrijkste geschil tussen Haarlem en Amsterdam
werd gevormd door de Overtoom, en dit probleem hing
samen met dat van de Hollandse binnenvaarten. De Hol
landse binnenvaarten vormden de belangrijkste trans
portwegen voor het vrachtverkeer in en door Holland.
Voor de aan deze vaarten gelegen steden was er veel aan
gelegen dat er geen nieuwe binnenvaarten en routes
zouden ontstaan, omdat daardoor veel handel deze ste
den zou voorbijgaan, met alle financiële consequenties
vandien. Daarentegen hadden andere steden wel belang
bij de aanleg van nieuwe binnenvaarten, omdat hun han
delswegen erdoor werden verkort. Zij probeerden dus
bij de landsheer toestemming te krijgen voor het graven
van nieuwe waterwegen. Die toestemming was nodig
omdat deze wateren buiten de bestaande grafelijkheids
tollen om gingen, wat de pachters daarvan geld kostte.
Bovendien waren de waterwegen een zaak van de lands
heer en het waterschap. Toen in 1572 de Staten van
Holland de plaats van de vroegere landsheer innamen,
zou voortaan één college, waarin alle steden waren ver-