tegenwoordigd, eensgezind een besluit moesten nemen
tot het aanleggen van nieuwe vaarten, hetgeen in Hol
land met zijn vele strijdige belangen een vrijwel onmoge
lijke zaak was. Hierdoor werd een bron van ongenoegen
en geschillen geschapen, die de gehele Republiek door
veel onderlinge wrevel heeft gewekt, en die resulteerde
in vele processen betreffende de binnenvaarten.
De handelsweg van Amsterdam naar het Zuiden en om
gekeerd liep noodzakelijkerwijs over Haarlem. De route
was IJ, Spaarne, Haarlemmermeer en zo verder zuid
waarts. Dit betekende voor de Amsterdammers en voor
diegenen die vanuit het Zuiden op Amsterdam wilden
varen, zoals de Leidse schippers, een flinke omweg, die
zij graag wilden vermijden.
Daartoe had Amsterdam al vroeg een tweetal kanalen
gegraven die uitkwamen in de Schinkel, een noordelijke
uitloper van het Haarlemmermeer, te weten de Kostver-
lorenwetering en de Heiligewegsloot. De laatste is vóór
1432 gegraven. Daar waar deze twee kanalen nabij de
Schinkel elkaar ontmoeten, lag echter van oudsher een
dam, waardoor de verdere doorvaart werd belemmerd.
Het was voor Haarlem een halszaak om die dam daar te
houden, want het wenste de doorvaart door Haarlem te
behouden en zag bij een nieuwe route naar het Zuiden
zich inkomsten ontgaan uit de door de stad gepachte tol
bij Spaarndam. Naar Amsterdamse mening echter was
het voor die stad evenzeer een halszaak om bij de Schin
kel een doorvaartmogelijkheid te hebben. Amsterdamse
schippers waren erop gebrand de dam óf helemaal weg
te hebben, of die tenminste zó laag te maken dat het
mogelijk werd er schepen overheen te trekken. Zij wil
den er dus een overtoom van maken. Bij nacht en ontij
gebeurden er bij de dam dan ook veel onregelmatighe
den, zoals doorgravingen en verlagingen van de dam.
Haarlem maakte aanspraak op het onderhoud van de
dam, en dat was een mooi middel om het gebruik van de
dam als overtoom in de hand te houden. Met grote regel
maat zien we dan ook de Haarlemse stadsfabriek, tegen
woordig zouden we zeggen de directeur van Openbare
Werken, naar de dam varen om die weer te dichten of
door het inheien van zware palen de overtocht met sche
pen te beletten. Die palen werden er bijna even vaak
weer uitgetrokken, en in de Haarlemse thesauriersreke
ningen zijn veel uitgaven te vinden voor het wacht hou
den bij de dam en het nagaan van de richting waarheen
schepen op het Haarlemmermeer voeren. Wie betrapt
werd, kreeg een boete en liep het gevaar dat zijn schip
51