Het boek eindigt tragisch met de katastrofale brand
waarin de bijbelvaste, van zondebesef doordrongen
Gerbrand en de met zijn onontkoombaar fatum worste
lende neef Floris beiden zouden omkomen.
Het is niet ondenkbaar dat Van Schendel bij de karakter
beschrijving van de godvrezende Gerbrand gedacht
heeft aan de stichtelijke regels die ooit de pui van het
voorhuis hebben gesierd:
De seghen des Heeren
op mijn hanteeren
ick hier verwaght.
Hij sal regeeren
te Sijnereere
bij dagh ende nacht.
Dat inderdaad ooit een hevige brand het grote woonhuis
heeft geteisterd, zal mijn vader hem wel hebben verteld.
Deze brand moet vroeger gedateerd worden, en wel in
de 18e eeuw. Met het herstel na de brand werden de twee
oorspronkelijke percelen aan de Grote Houtstraat tot
een geheel samengevoegd met één monumentale zes
vensters-brede voorgevel, zoals die thans nog bestaat.
Dit woonhuis is mijn geboortehuis. Onsgezin heeft ertot
1911 of 1912 gewoond. Eén van de grote zolderruimten
70