De komst in juli 1899 van de Eerste Nederlandsche Elec-
trische Tram-Maatschappij, met haar ceintuurbaan met
bovengrondse geleiding, maakte overigens ook extra
veiligheidsvoorzieningen voor het telefoonnet noodza
kelijk. De zwakstroom van de telefoon verdroeg de sto
ringen uit het sterkstroomnet van de tram maar slecht,
en men moest niet denken aan de gevolgen als de beide
soorten geleidingen, zonder goede beveiligingen, met
elkaar in aanraking zouden komen!
Nu Haarlem inmiddels twee telefoondiensten binnen
haar grenzen had, moeten wij ook nog even omzien naar
de Rijkstelefoondienst. Zoals wij zagen was deze onder
gebracht bij het Telegraafkantoor, dat sinds 1894 was
gehuisvest in het voormalige, grondig aangepaste ge
rechtsgebouw aan de Zijlstraat. Daar, op de eerste ver
dieping, werkten in 1904 4 telefonistes binnen een
dienstraam van 'smorgens 7.30 uur tot 21.30 uur
'savonds; zij brachten in dat jaar 76785 interlokale en
internationale verbindingen tot stand. Een heel bijzon
dere abonnee voor hen was de heer G.C.C. Reeser jr.
Deze had zijn kantoor aan de Phoenixweg nr. 3 en ver-
kreeg daarvandaan in december 1903 een rechtstreekse
aansluiting op het Rijkstelefoonbureel, gecombineerd
met een omschakelbare aansluiting op zijn woonhuis,
Kenaupark 22. Voor de NBTM, die uitdrukkelijk toestem
ming gaf voor deze constructie, was het wellicht de
tweede aanwijzing (na de overname door het Rijk van
haar interlokale verbindingslijnen in 1897) dat zij niet al
te zeer moest rekenen op verlenging van haar concessie
na de afloop daarvan in 1913.
De groei van het lokale net, zoals de NBTM deze in 1897
voorzien had, zette inmiddels door. Telkenjare kwamen
er ongeveer 150 aansluitingen bij. In het jaar van de
ijzelramp (1908) waren er 1620 aansluitingen, en toen de
chef-telefoniste in 1909 haar 25-jarig jubileum vierde,
kon zij bogen op 1850 in dienst zijnde verbindingen.
Deze werden onder haar leiding bediend door 17 telefo
nistes, met daarnaast een speciale man voor de nacht
dienst.
Ook de verkabeling van het net had niet stilgestaan, en
een kaart uit 1906 doet duidelijk uitkomen hoe de lucht
lijnen steeds meer naar de rand van het net zijn opge
schoven.
De elektrificatie van de inmiddels door de NZH Tramweg
Mij. overgenomen tramlijn Schoten-Den Hout in 1912
gaf opnieuw een impuls tot het ondergronds brengen
van het telefoonnet, uiteraard met dezelfde overwegin-