ring van het interlokale verkeer. De daarvoor benodigde
apparatuur kreeg ook een plaats aan de Raaks, en omdat
deze zgn. districtscentrale, behalve voor Haarlem zelf,
ook het verkeer moest afwikkelen voor het gehele zuid
westelijke deel van Noord-Holland plus de Bollenstreek,
groeide het ruimtebeslag eens zo hard. De oplossing
voor dit probleem zou geleverd moeten worden door de
meest spectaculaire bijdrage van de telefoon aan het
silhouet van Haarlem, de vestiging op het industrieter
rein in de Waarderpolder. De tweede districtscentrale
(dus alleen voor interlokaal verkeer!) werd daar, te za-
men met een groot magazijn en een gebouw voor de
buitendienst, in de jaren 1967-1971 gebouwd; over de
betonnen straaltoren van ruim 110 m hoog deed de aan
nemer niet veel meer dan drie weken! Met de radiozend-
en ontvangapparatuur op en in deze toren, werkend met
sterk gebundelde stralen op zeer korte golflengtes,
wordt een groot deel van het telefoonverkeer tussen
Haarlem en Amsterdam afgewikkeld.
En daarmee is de cirkel vrijwel rond: de aandacht die de
verbinding met Amsterdam kreeg in de jaren tachtig van
de 19e eeuw, domineert nog steeds het Haarlems tele-
foongebeuren in de jaren tachtig van deze eeuw. Boven
dien, hoe curieus dat ook moge klinken, het is opnieuw
een 'luchtlijn'. Het begon in 1888 met één koperdraad
(bevestigd aan jukpalen langs de spoorlijn), waarover
uiteraard maar één gesprek tegelijk gevoerd kon wor
den; het aantal draden groeide echter snel en in 1904
ging de verbinding, als eerste interlokale verbinding in
Nederland, ondergronds. Nu, in 1982, kunnen 1866 ge
sprekken tegelijk worden gevoerd; daarvan gaat de helft
nog steeds via de (draaggolf)kabel, de andere helft door
de lucht.
De verleiding is groot om op de techniek achter dit alles
in te gaan, op de vraag waarom die toren zo hoog moet,
op de evolutie in de apparatuur, die er in al die genoem
de gebouwen en bij alle aangeslotenen aan te pas komt
om telefoneren mogelijk te maken. Over de technische
ontwikkelingen en hun sociale repercussies, vanaf het
handbedrijf in 1884, toen telefoneren nog genoeglijk en
omslachtig was, via de (voor die dagen zeer geavanceer
de) automatische 7A-telefooncentrale in 1925, naar de
electronica van nu, zou stellig nog heel wat te schrijven
zijn, maar voor de lezers van dit Jaarboek hebben wij ons
zoveel mogelijk beperkt tot de buitenkant, het voor de
buitenstaander merkbare, van 100 jaar telefonie in Haar
lem (15).